Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Notariskamer, 23 de Agosto de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Agosto de 2011
Uitgevende instantie:Notariskamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beslissing van 23 augustus 2011 in de zaak onder nummer 200.081.324/01 NOT van:

[klaagster],

wonende te [ ],

APPELLANTE,

gemachtigde: mr. N.J. de Kreek,

t e g e n

[de notaris],

notaris te [ ],

GEÏNTIMEERDE,

gemachtigde: mr. F.C. van Spengler.

  1. Het geding in hoger beroep

    1.1. Ter griffie van het hof is op 9 november 2009 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 13 oktober 2009, bekend onder nummer 380345 / NT 07-29 P waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, niet-ontvankelijk is verklaard in beide onderdelen.

    1.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 22 december 2009.

    1.3. Ter griffie van het hof is op 25 mei 2010 een aanvulling op het beroepschrift van de zijde van klaagster ingekomen, alsmede een aanvullend stuk, ingekomen op 24 september 2010.

    1.4. De zaak is gezamenlijk behandeld met de klacht met zaaknummer 200.047.936/01 NOT ter openbare terechtzitting van het hof van 14 oktober 2010. Zowel klaagster als de notaris is niet verschenen. Hun beider gemachtigden zijn wel verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klaagster aan de hand van een pleitnotitie.

    1.5. Na de mondelinge behandeling is op 24 oktober 2010 ter griffie van het hof per fax het verzoek van klaagster ingekomen tot wraking van de voorzitter van de Notariskamer in onderhavige zaak, mr. L. Verheij.

    Bij beschikking van 7 december 2010 van de Wrakingskamer is klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek.

  2. De stukken van het geding

    Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.

  3. De feiten

    3.1. Op 19 juli 2001 is overleden de heer […] (hierna ook: erflater), de vader van klaagster. Bij testament heeft erflater zijn echtgenote, moeder van klaagster, benoemd tot executeur-testamentair. Klaagster is testamentair erfgename, samen met haar moeder, broers en zuster. Vader en moeder woonden in Zwitserland.

    3.2. Tot de nalatenschap behoorde onder meer een huis met inboedel in Zwitserland. Tussen klaagster (als eiseres) en de executeur-testamentair (als gedaagde) zijn verscheidene procedures gevoerd, onder meer bij de rechtbank, sector kanton, en het Gerechtshof te ‘s Gravenhage.

    3.3. De notaris heeft (de advocate van) de executeur-testamentair in de periode tussen mei 2003 en eind 2004 geadviseerd. In oktober 2004 heeft de executeur-testamentair de herziene finale boedelbeschrijving opgemaakt.

    Klaagster heeft een deel van een processtuk, gedateerd 3 december 2004 overgelegd, waarvan punt 1.9 als volgt luidt:

    “Op verzoek van de moeder van Klaagster, mevrouw [moeder] heeft mr. [K] het laatste testament van [erflater] en een berustingsverklaring niet direct aan de kinderen toegezonden. Allereerst wilde de moeder van Klaagster enkele zaken regelen met betrekking tot het bestaan van een Zwitserse nummerrekening. Hierover was onenigheid ontstaan met Klaagster en haar partner/gemachtigde die hier niets mee te maken wensten te hebben.”

  4. Het standpunt van klaagster

    4.1. Klaagster verwijt de notaris dat zij extreem onzorgvuldig heeft gehandeld tegenover haar eigen cliënten, [N], de executeur en de daarvan afhankelijke andere erfgenamen. De notaris is nalatig geweest in de advisering aan [N], aan de (advocaat van de) executeur-testamentair, terwijl zij juist was ingehuurd om uitleg te geven over erfrechtelijke aspecten met betrekking tot het testament van de vader van klaagster. Klaagster heeft in dat verband naar voren gebracht dat in dat testament fouten zijn gemaakt die de notaris niet heeft onderkend, met nadelige fiscale gevolgen voor de erfgenamen. Daarbij heeft klaagster de notaris herhaaldelijk gewezen op de juiste toepassing van het Zwitsers recht, terwijl de notaris Zwitsers recht is gaan toepassen, zonder ondersteuning van een Zwitserse notaris.

    4.2. Ook wordt de notaris verweten dat zij willens en wetens de Zwitserse nummerrekeninginformatie uit de door haar opgestelde rekening en verantwoording heeft gelaten en heeft verklaard dat de executeur-testamentair “klaar” was, terwijl zij niet beschikte over een Zwitserse verklaring van erfrecht en evenmin een inkeeraangifte kreeg van de executeur. Klaagster is van mening dat dit onacceptabel gedrag is van de notaris omdat daardoor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT