Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 13 de Septiembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Septiembre de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

DERTIENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

  1. [Appellant],

  2. Y,

    beiden wonende te Alkmaar,

    APPELLANTEN,

    advocaat: mr. G.F. de Graaf, te Alkmaar,

    t e g e n

    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    JAHANI B.V.,

    gevestigd te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk,

    GEÏNTIMEERDE,

    advocaat: mr. F.P. Klaver, te Alkmaar.

    De partijen worden hierna weer aangeduid als (in enkelvoud) [appellant] en Jahani.

  3. Procedure in hoger beroep

    Bij dagvaarding van 13 januari 2010 heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar (sector kanton, locatie Alkmaar) van 21 oktober 2009 (nummer 302828/CV EXPL 09-3432), in de onderhavige zaak tussen partijen gewezen.

    De zaak is op 2 februari 2010 bij het hof ingeschreven.

    [Appellant] heeft een memorie van grieven genomen.

    Jahani heeft een memorie van antwoord genomen.

    Het hof heeft op 8 maart 2011 een tussenarrest uitgesproken.

    Bij dat tussenarrest zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van het hof om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ).

    Partijen hebben zich bij akte uitgelaten.

    Vervolgens is opnieuw arrest gevraagd.

  4. Uitlatingen van partijen

    [Appellant] heeft bij akte aangegeven hoe de door het hof geformuleerde vragen volgens hem moeten worden beantwoord. Een en ander behoeft in deze fase van het geding geen bespreking. Jahani heeft geen opmerkingen ten aanzien van de vragen.

  5. Omschrijving van de feiten waarop de door het HvJ te geven uitleg moet worden toegepast

    3.1 Jahani houdt zich bezig met de bedrijfsmatige verhuur van woningen.

    3.2 Bij overeenkomst van 21 december 2007 heeft Jahani met ingang van 1 januari 2008 aan [appellant] verhuurd de woning aan de Laat 22 te Alkmaar (hierna: de woning). Het betreft zelfstandige woonruimte met een geliberaliseerde huurprijs.

    3.3 Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst, zoals vastgesteld door de Raad voor Onroerende Zaken op 30 juli 2003 (AB huurovereenkomst woonruimte ROZ 2003) van toepassing verklaard.

    Die voorwaarden bevatten onder meer het volgende beding:

    ’In verzuim zijn/boetebeding

    20.1 Huurder is in verzuim door het enkele verloop van een bepaalde termijn.

    20.2 Voor elk geval dat huurder in verzuim is met de tijdige en volledige betaling van een geldsom, is hij 1% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom.

    Hierbij wordt een gedeelte van een maand als een volle maand aangemerkt.

    20.3 Indien een van partijen toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van enige verplichting welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op haar rust en de andere partij daardoor gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moet nemen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de tekortschietende partij.

    20.4 Ingeval het tekortschieten bestaat uit de niet tijdige betaling van een geldsom en in verband met de incassering daarvan buitengerechtelijke kosten moeten worden gemaakt, worden deze hierbij bepaald op tenminste 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 125,00. Ingeval de buitengerechtelijke incasso door een gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw geschiedt, worden deze bedragen vermeerderd met de door verhuurder aan zijn gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw over de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde omzetbelasting.

    20.5 De aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ontstaat pas nadat de partij die tekortschiet schriftelijk door de andere partij is aangemaand, waarbij haar een redelijke termijn tot nakoming is gesteld en de nakoming binnen die termijn uitblijft.

    20.6 Huurder is aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 25,00 per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit deze overeenkomst met de bijbehorende algemene bepalingen die hij niet nakomt of overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog aan die verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding of anderszins. Genoemd bedrag is gebaseerd op het prijspeil

    1 januari 2003 en wordt met ingang van 1 januari 2004 jaarlijks geïndexeerd’.

    3.4 De huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst bedroeg € 875,00 per maand. Per 1 juli 2008 bedroeg de verschuldigde huurprijs € 894,25 per maand, ingevolge de volgens artikel 18 van de algemene voorwaarden van toepassing zijnde indexering.

    3.5 [Appellant] heeft de verhoging van de huurprijs als gevolg van de indexering niet betaald. Voor de maand februari 2009 heeft [appellant] aan huur in totaal € 190,00 betaald. Daarna heeft hij geen huur meer betaald.

    3.6 Jahani heeft [appellant] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar (sector kanton, locatie Alkmaar) en gevorderd, kort weergegeven, dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden, met bevel tot ontruiming van de woning. Voorts heeft Jahani gevorderd dat [appellant] zal worden veroordeeld tot betaling van in totaal € 13.897,09, welk bedrag blijkens een overzicht dat is overgelegd als productie 3 bij inleidende dagvaarding, is gespecificeerd als volgt:

    - € 5.365,50 aan huurschuld,

    - € 156,67 aan reeds verschenen contractuele rente,

    - € 96,25 aan huurschuld wegens huurprijsindexering,

    - € 4.525,00 aan boetes voor niet-betaalde huurprijs,

    - € 3.800,00 aan boetes voor niet-betaalde huurprijsindexering,

    - € 658,67 aan buitengerechtelijke kosten,

    verminderd met € 1.065,00 aan betalingen.

    Het hof tekent hierbij aan dat de in het overzicht opgenomen optellingen van verschuldigde huur en boete over de maanden maart tot en met juni 2009 niet juist is (maandelijks telkens

    € 90,00 te hoog).

    3.7 Bij vonnis van 21 oktober 2009 heeft de rechtbank de vorderingen van Jahani toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.

  6. Omschrijving van het geschil in hoger beroep

    4.1 [Appellant] heeft vier grieven tegen het vonnis van de rechtbank aangevoerd. De grieven I en II komen er samengevat op neer dat [appellant] een beroep doet op matiging van de verbeurde boete. [Appellant] heeft in dit verband onder meer gewezen op de discrepantie tussen enerzijds de verbeurde boete en anderzijds de schade die de Jahani als verhuurder ten gevolge van de te late betaling lijdt.

    4.2 De grieven roepen vragen op met betrekking tot de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT