Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 13 de Septiembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Septiembre de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.078.983

(zaaknummer rechtbank 198131)

arrest van de vijfde civiele kamer van 13 september 2011 (bij vervroeging)

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. P.H.M. Essink,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Nijmegen,

zetelende te Nijmegen,

geïntimeerde,

advocaat: mr. H.A.M. van Gerwen.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 2 juni 2010 en 8 september 2010 die de rechtbank Arnhem tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser in het verzet en geïntimeerde (hierna ook te noemen: de gemeente Nijmegen) als gedaagde in het verzet heeft gewezen; van het vonnis van 8 september 2010 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1 [appellant] heeft bij exploot van 24 november 2010 de gemeente Nijmegen aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de gemeente Nijmegen voor dit hof.

    2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, en nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vordering van [appellant] zal toewijzen en de gemeente Nijmegen zal veroordelen de kosten van beide instanties.

    2.3 Bij memorie van antwoord heeft de gemeente Nijmegen de grieven bestreden en heeft zij een aantal producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, [appellant] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans dat het in eerste instantie gewezen vonnis zal worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

    2.4 Vervolgens heeft de gemeente Nijmegen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

  3. De grieven

    [appellant] heeft de volgende grieven aangevoerd.

    Grief I

    Ten onrechte overweegt de rechtbank: "Voorop gesteld wordt dat deze zaak beoordeeld dient te worden aan de hand van het recht zoals dat geldt vanaf 1 juli 2009, de datum waarop de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht in werking is getreden. Ingevolge artikel III lid 1 Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht blijft het recht van vòòr deze datum enkel van toepassing op verplichtingen tot betaling van een geldsom aan of door een bestuursorgaan die zijn vastgesteld of ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. De verplichting van [appellant] tot betaling van de bij dwangbevel ingevorderde hoofdsom is evenwel vastgesteld nà de inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2009. De betalings-verplichting vindt immers haar grondslag in het terugvorderingsbesluit van 26 november 2009. Consequentie is dat onderhavige zaak een executiegeschil in de zin van artikel 430 Rv. betreft en niet een verzetprocedure.”.

    Grief II

    Ten onrechte overweegt de rechtbank: "Allereerst geldt dat het dwangbevel door een bevoegd persoon is uitgevaardigd. (--) Vast staat immers dat het college van burgemeester en wethouders ter zake van de terugvordering van bijstand ondermandaat heeft verstrekt aan onder meer Hoofd bureau Incasso. Vast staat voorts dat ten tijde van het uitvaardigen van het dwangbevel [X] deze functie bekleedde. [X] heeft aldus het dwangbevel bevoegd uitgevaardigd.".

    Grief III

    Ten onrechte overweegt de rechtbank: "Met de Gemeente is de rechtbank daarnaast van oordeel dat het niet vermelden in het dwangbevel van de gegevens zoals bedoeld in artikel

    4:122 lid 1 sub (d) en (e) en lid 2 sub (b) Awb omtrent wettelijke rente en kosten daarvan, niet maakt dat het dwangbevel niet kan dienen als executoriale titel. Nergens is bepaald dat een dwangbevel dat deze gegevens niet vermeldt, nietig is. Hooguit geldt dat het niet vermelden van deze gegevens in het dwangbevel ertoe leidt dat de aanspraak van een bestuursorgaan op vergoeding van deze kosten komt te vervallen. De Gemeente heeft in dit geval ter comparitie echter verklaard dat in dit geval geen aanspraak wordt gemaakt c.q. kan worden gemaakt op vergoeding van wettelijke rente en kosten van het dwangbevel en de tenuitvoerlegging daarvan.”.

    Grief IV

    Ten onrechte overweegt de rechtbank: "Verder is de rechtbank van oordeel dat de stelling van [appellant] dat aan het deurwaardersexploot een grosse dan wel het origineel van het dwangbevel dient te worden gehecht, geen steun in het recht vindt.”.

    Grief Va

    Ten onrechte overweegt de rechtbank: “ Het enkele feit dat een beschikking waaruit de geldschuld is ontstaan nog niet onherroepelijk is en aldus nog geen formele rechtskracht heeft, doet niet af aan de bevoegdheid van een bestuursorgaan om toch alvast tot invordering van die geldschuld bij dwangbevel over te gaan (MvT, Kamerstukken II, 29 702, nr. 3, pag. 63). Anders dan[appellant] stelt is een bestuursorgaan bovendien niet gehouden om daartoe een voldoende zwaarwegend belang te stellen. (--) Ook overigens heeft [appellant] geen omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT