Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 11 de Noviembre de 2010

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Noviembre de 2010
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Vreemdelingenkamer

Nevenzittingsplaats Arnhem

Registratienummer: AWB 09/29713

Datum uitspraak: 4 november 2010

Uitspraak

Ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

inzake

[naam eiser],

geboren op [geboortedatum],

v-nummer [nummer],

van Iraakse nationaliteit,

eiser,

gemachtigde mr.drs. M.C.A. Nijenhuis-Schoutsen,

tegen

de Minister van Justitie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,

verweerder.

Het procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 10 juli 2008 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.

Op 17 augustus 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 juni 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. drs. M.F. van der Lubbe.

De beoordeling

  1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit – de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen – te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.

  2. Verweerder heeft aan het besluit van 14 augustus 2009, waarbij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen, het volgende ten grondslag gelegd.

    Eiser heeft toerekenbaar geen documenten overgelegd om zijn nationaliteit en identiteit te kunnen vaststellen. Daarom is artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, op hem van toepassing.

    Op grond van de door eiser gegeven antwoorden op tijdens het eerste gehoor gestelde vragen over zijn directe woonomgeving heeft verweerder niet kunnen concluderen dat eiser daadwerkelijk uit [naam woonplaats], zijn gestelde woonplaats in Centraal-Irak, afkomstig is en is hem de gelegenheid geboden om dat met behulp van een taalanalyse aannemelijk te maken. Uit deze taalanalyse is evenwel naar voren gekomen dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Centraal-Irak ([naam woonplaats]), zodat de gestelde herkomst niet geloofwaardig wordt geacht. De door eiser ingebrachte dossieranalyse van de Taalstudio van 22 mei 2009 leidt, gelet op het weerwoord van het Bureau Land en Taal (hierna: het BLT) van 7 augustus 2009, waarin wordt ingegaan op deze analyse, niet tot een ander oordeel. Nu eiser heeft verklaard te zijn geboren in en tot zijn vertrek in april 2008 te hebben gewoond in [naam woonplaats], wordt geen geloof gehecht aan de door eiser afgelegde verklaringen omtrent de problemen die hij aldaar stelt te hebben ondervonden.

    Het wordt voorts aannemelijk geacht dat eiser, naar hij stelt, homoseksueel is, maar daarin ziet verweerder, gelet op het ongeloofwaardig bevonden asielrelaas, geen aanleiding om tot vergunningverlening over te gaan.

  3. Hiermee kan eiser zich niet verenigen en daartoe wordt, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd.

    Ten onrechte heeft verweerder het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 op eiser van toepassing geacht.

    Gelet op de door eiser gegeven antwoorden en informatie over zijn woonomgeving en het feit dat hij in Irak bekend is als professioneel bodybuilder, had verweerder voldoende informatie over zijn achtergrond.

    Eiser persisteert bij hetgeen in de eerste fase van de contra-expertise door de Taalstudio in de dossieranalyse naar voren is gebracht, waaruit volgt dat de stellige conclusie dat eiser eenduidig niet afkomstig is uit Centraal-Irak in het rapport taalanalyse niet wordt onderbouwd. Uit het in beroep overgelegde rapport contra-expertise volgt dat de conclusies van het BLT en verweerder ten aanzien van eisers herkomst niet houdbaar zijn. Nu deshalve uitgegaan moet worden van de geloofwaardigheid van het asielrelaas, en verweerder zijn homoseksuele geaardheid niet betwist, dient eiser, wegens het behoren tot een risicogroep, krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a dan wel b, van de Vw 2000, in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel.

  4. De rechtbank overweegt als volgt.

  5. De rechtbank begrijpt het besluit, gelet op de bewoordingen ervan, aldus dat verweerder niet de toets van de positieve overtuigingskracht heeft gehanteerd om tot zijn geloofwaardigheidsoordeel te komen. In het voornemen is weliswaar overwogen dat, nu het ontbreken van de identiteitskaart, de nationaliteitsverklaring, een aantal pasjes en diploma’s eiser kan worden toegerekend, de oprechtheid van het asielrelaas op voorhand is aangetast en afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van dit relaas, maar uit hetgeen wordt gesteld onder ‘De geloofwaardigheid van de verklaringen’ blijkt niet dat daarbij de toets van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT