Voorlopige voorziening+bodemzaak van Centrale Raad van Beroep, 25 de Octubre de 2011

Datum uitspraak25 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/4358 WWB

11/4362 WWB-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:

[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),

in verband met het hoger beroep van:

verzoeker

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2011, 11/2194 en 11/2790 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

verzoeker

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)

Datum uitspraak: 25 oktober 2011

  1. PROCESVERLOOP

    Namens verzoeker heeft mr. N. Velthorst, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

    Namens verzoeker heeft mr. Velthorst eveneens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2011. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S.S. Oedit Doebé, kantoorgenoot van mr. Velthorst. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Tevens is verschenen de door verzoeker meegebrachte getuige, mevrouw [B.] (hierna: [B.]).

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

    1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

    1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

      2.1. Verzoeker ontvangt sinds 29 april 2004 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.

      2.2. Naar aanleiding van het vermoeden dat verzoeker inkomsten uit arbeid heeft ontvangen zonder daarvan melding te maken, heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (hierna: DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan verzoeker verleende bijstand.

      2.3. Bij brief van 14 maart 2011 is verzoeker verzocht om vóór 28 maart 2011 een kopie van de bankafschriften over de periode van 2 december 2010 tot en met 28 februari 2011 van bankrekeningnummer [nr.] aan de DWI te doen toekomen. Bij brief van 18 maart 2011 is dit verzoek herhaald, met dien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT