Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 28 de Octubre de 2011

Datum uitspraak28 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

28 oktober 2011

Eerste Kamer

10/03752

RM/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De man],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,

t e g e n

[De vrouw],

verblijvende te [plaats],

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. H.J.W. Alt.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. de beschikkingen in de zaak 241950/F1 RK 05-1587 (echtscheiding) en 255508/F1 RK 06-343 (verdeling) van de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2006 en 18 juni 2009;

    2. de beschikking in de zaak 200.044.669/01 en 200.044.671/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 mei 2010.

    De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.

  3. Beoordeling van de middelen

    De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 28 oktober 2011.

    10/03752

    Mr. P. Vlas

    Parket, 2 september 2011

    Conclusie inzake:

    [De man]

    tegen

    [De vrouw]

    In deze zaak gaat het om de vaststelling van partneralimentatie en om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen naar Turks recht. De zaak komt naar mijn mening voor toepassing van art. 81 RO in aanmerking.

  5. Feiten en procesverloop

    1.1 Partijen zijn op 15 juli 1976 te Sanliurfa Merkez, Turkije gehuwd. Onbestreden is dat op het huwelijksvermogensregime van partijen het Turkse recht van toepassing is.(1)

    1.2 De man vormt met een partner en twee kinderen van de man en de partner een gezin. De partner van de man heeft geen eigen inkomsten. De man heeft een WAO/WIA-uitkering. De vrouw vormt met een meerderjarig gehandicapt kind van partijen een éénoudergezin. De vrouw heeft een WAO-uitkering en de zoon een Wajong-uitkering.(2)

    1.3 Bij een op 24 juni 2005 gedateerd verzoekschrift heeft de man de rechtbank te Rotterdam verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en - voor zover thans nog van belang - de verdeling vast te stellen overeenkomstig de door de man aangegeven wijze.

    1.4 De vrouw heeft het verzoek van de man bestreden en heeft bij wijze van zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht haar ten laste van de man een bijdrage in haar levensonderhoud toe te kennen van € 500 per maand, te verhogen met de jaarlijkse indexeringsbedragen. Voorts heeft zij de rechtbank verzocht te bepalen dat haar de helft van de waarde van alle ten tijde van het huwelijk van partijen verworven vermogensbestanddelen toekomt en de verdeling vast te stellen zoals door de vrouw nader aangegeven. Ook heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man aan haar de woning in eigendom zal overdragen. De man heeft tegen dit zelfstandige verzoek verweer gevoerd.

    1.5 Bij beschikking van 4 juli 2006 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 24 november 2006 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor het overige heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de terechtzitting.

    1.6 Bij beschikking van 18 juni 2009 heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw grotendeels afgewezen. Voor zover van belang heeft de rechtbank met betrekking tot de verzochte bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw overwogen, dat de vrouw geen behoefte heeft aan een uitkering. De rechtbank is derhalve niet toegekomen aan de vaststelling van de draagkracht van de man. Ten aanzien van de verdeling van de gemeenschappelijke zaken heeft de rechtbank een onderscheid gemaakt tussen de periode vanaf de datum van huwelijkssluiting tot 1 januari 2002 (de datum waarop het nieuwe Turkse Burgerlijk Wetboek in werking is getreden) en de periode vanaf 1 januari 2002. Voor de eerstgenoemde periode geldt, aldus de rechtbank, het Turkse huwelijksvermogensrecht, zoals...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT