Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 25 de Octubre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.065.228

(zaaknummer rechtbank 621757)

arrest van de vijfde civiele kamer van 25 oktober 2011

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. S.G. Volbeda,

tegen:

de naamloze vennootschap Reaal Verzekeringen N.V.,

gevestigd te Ede,

geïntimeerde,

advocaat: mr. E.J. Henrichs.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van

    3 februari 2010 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser en geïntimeerde (hierna ook te noemen: Reaal) als gedaagde heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in hoger beroep

    Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding in hoger beroep d.d. 29 april 2011,

    - de memorie van grieven,

    - de memorie van antwoord,

    - de pleidooien op 26 augustus 2011 overeenkomstig de pleitnotities en het procesverbaal.

  3. De grieven

    [appellant] heeft de volgende grieven aangevoerd.

    Grief I

    Ten onrechte heeft de kantonrechter in zijn vonnis van 3 februari 2010 in rechtsoverweging 6.4 het volgende overwogen:

    "De eerste gedachte is dat [appellant], toen hij als werknemer uit dienst trad van de werkgever, niet langer gebonden was aan de cao, zoals die later is gewijzigd, omdat de cao 96 - 97 als het ware werd gefixeerd. [appellant] ziet evenwel over het hoofd dat artikel 18 lid 1 van de cao 96 - 97 bepaalt dat de CAO- sluitende partijen een basispensioenregeling voor de bedrijfstak zijn overeengekomen en dat pensioenregelingen dienen te voldoen aan de criteria genoemd in de regeling die als bijlage II bij de CAO is gevoegd en daarvan onderdeel uitmaakt. Dat betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat de cao is geïncorporeerd in het pensioenreglement en dat dus ook toekomstige wijzigingen van de cao -onder hierna vermelde voorwaarden- doorwerken in het pensioenreglement. Dat beduidt dat de inhoud van het pensioenreglement niet elk jaar door de dan geldende cao gedurende de looptijd van de cao wordt bepaald voor elk in dat jaar uittredende werknemer, maar dat een pensioengerechtigde zolang hij deelnemer blijft aan het pensioen (en zich bindt aan het pensioenreglement) geconfronteerd wordt met telkens wijzigende CAO- bepalingen. Nu partijen over en weer niets opgemerkt hebben over de omstandigheden of de wijzigingen in de cao een zwaarwichtig belang als bedoeld in artikel 7:613 BW ontberen (wat de kantonrechter op basis van de hem bekende feiten en omstandigheden niet aanneemt nu immers CNV, FNV, VHP en de Unie aan die veranderingen zelf het fiat hebben gegeven) kan niet worden vastgesteld dat [appellant] recht heeft op (enkel) toepassing van het op 30 april 1998 bestaande cao-artikel dat hem een hogere indexatie zou verstrekken dan de werknemer die, evenals [appellant], ook na 1998 aan het reglement gebonden zijn.".

    Grief II

    Ten onrechte heeft de kantonrechter in zijn vonnis van 3 februari 2010 in rechtsoverweging 6.5 het volgende overwogen:

    "Maar zelfs -en nu volgt de tweede gedachte– wanneer de cao niet is geïncorporeerd in het pensioenreglement en zelfstandig zou gelden, dan nog is die werking van de cao voor [appellant] niet geëindigd, doordat hij per 30 april 2008 uit dienst trad. [appellant] is gebonden gebleven. In dit verband is van belang dat in artikel 1 van de door partijen overgelegde cao 96 - 97 bij de begripsomschrijving zowel de werkgever gedefinieerd wordt als de werknemer. Voorts wordt de arbeidsovereenkomst niet van toepassing verklaard op de bestuurders van de onderneming en de hoogste functionarissen die rechtstreeks bij het bepalen van ondernemingsbeleid zijn betrokken (artikel 1 lid 3 CAO). Ook wordt in het vierde lid van artikel 1 van de cao bepaald dat zij niet van toepassing is op vakantiewerkers en stagiairs. Ondanks de aanwezigheid van deze definities hebben de partijen bij de CAO in elk geval artikel 1 van de CAO in die zin niet goed doordacht, dat zij door artikel 18 en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT