Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Maastricht, 23 de Noviembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Noviembre de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummer: 03/703110-11

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2011

in de strafzaak tegen

[naam verdachte],

geboren te [geboortegegevens verdachte],

wonend te [adresgegevens verdachte],

gedetineerd in PI Limburg-Zuid – De Geerhorst te Sittard,

doch thans voortvluchtig.

Raadsman is mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2011. Verdachte (hierna ook te noemen: [naam verdachte]) is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen goederen heeft gestolen uit een woning, waarbij met een vuurwapen is geschoten op hoofdagent [D.], dan wel samen met anderen heeft geprobeerd goederen te stelen uit een woning, waarbij met een vuurwapen is geschoten op hoofdagent [D.].

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op pinggesprekken die zijn vastgelegd en door de politie beschreven, op de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zoals deze zijn afgelegd tijdens de politieverhoren, op de aangifte van verbalisant [D.] en op de aangifte van [slachtoffer], bewoner van de woning waar op 4 mei 2011 is ingebroken.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde geweldsaspect, omdat niemand heeft gezien dat verdachte degene is geweest die heeft geschoten op verbalisant [D.]. Dat [D.] toen hem een foto van verdachte werd getoond, verdachte heeft herkend als de man die op hem geschoten heeft kan niet voor het bewijs worden gebruikt. [D.] had een meervoudige (foto)confrontatie moeten worden afgenomen. Nu aan [D.] echter niet de mogelijkheid is geboden om uit verschillende personen een eventuele dader aan te wijzen, is geen sprake geweest van een diagnostisch betrouwbaar onderzoek, waardoor deze herkenning niet voor het bewijs bruikbaar is.

Ook de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt, nu [medeverdachte 2] niet zelf heeft waargenomen dat het [naam verdachte] is geweest die heeft geschoten en [medeverdachte 2] zich, bij zijn verhoor door de raadsman, heeft beroepen op zijn verschoningsrecht. Door dit beroep op het verschoningsrecht is de verdediging de mogelijkheid onthouden om de verklaringen van [medeverdachte 2] te toetsen op hun betrouwbaarheid.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Nu het proces-verbaal van bevindingen, zoals opgemaakt door verbalisant [D.] op 31 mei 2011 en hetwelk opgenomen is op bladzijde 250 van het dossier, niet gebezigd zal worden voor het bewijs, heeft de raadsman geen belang bij een bespreking van zijn dienaangaande verweer.

Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen zoals die door medeverdachte [medeverdachte 2] zijn afgelegd wel gebezigd kunnen worden voor het bewijs. Aan de verdediging is ter terechtzitting de gelegenheid geboden [medeverdachte 2] te ondervragen. Dat [medeverdachte 2] toen met een beroep op het hem toekomende verschoningsrecht geen antwoord heeft willen geven op de vragen die hem gesteld werden, levert geen situatie op waarbij de verdachte is geschonden in zijn o.a. in artikel 6, derde lid, sub d van het EVRM neergelegde recht getuigen te (doen) ondervragen en kan niet afdoen aan het, mede gegeven de overige onderzoeksbevindingen, bruikbaar zijn van de door [medeverdachte 2] in het vooronderzoek afgelegde verklaringen voor het bewijs in de onderhavige zaak.

Een zaak, die draait om een voorval dat op 4 mei 2011 plaats heeft gehad te Heerlen. Op die dag is door een aantal personen ingebroken in een woning aan de [A.straat] te Heerlen. Toen de door buurtbewoners gealarmeerde politie ter plaatse kwam, zijn de daders op de vlucht geslagen. Tijdens deze vlucht zou er door (één van) de inbrekers op een politieagent, hoofdagent [D.], geschoten zijn.

In het onderzoek naar dit voorval zijn, op diverse momenten, als verdachte aangehouden: [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [naam verdachte].

Voorts zijn tijdens het onderzoek de gsm’s van de verdachten [medeverdachte 2] en [naam verdachte] onderzocht op onder andere daarmee gevoerde “pinggesprekken”. Daarbij is gebleken dat de ping-ID van de gsm van [medeverdachte 2] [‘n pingnummer] is en de ping-ID van van de gsm van [naam verdachte] [‘n pingnummer]. Tevens is gebleken dat de ping-ID van de gsm van verdachte [medeverdachte 4] [‘n pingnummer] is.

[medeverdachte 4] heeft bij zijn verhoor op 24 mei 2011 verklaard dat hij zijn ping-ID al ongeveer twee of drie maanden niet meer gebruikte, omdat hij zijn telefoon is kwijtgeraakt. Echter, uit de opgevraagde en verkregen historische gegevens van het toestel met pingcode [‘n pingnummer] is gebleken dat hiermee onder andere op 18 februari 2011 en op 26 april 2011 pinggesprekken zijn gevoerd. Pinggespreken, waarvan [medeverdachte 4] heeft bevestigd dat hij degene was die deze gesprekken heeft gevoerd.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 4], dat hij het betreffende toestel sedert ongeveer drie maanden niet meer gebruikt heeft, onaannemelijk.

Nu niet gebleken is dat anderen dan [medeverdachte 2], [naam verdachte] en [medeverdachte 4] gebruik hebben gemaakt van de respectieve ping-IDs [‘n pingnummer], [‘n pingnummer] en [‘n pingnummer], zullen de in het onderzoek aangetroffen, hieronder weer te geven pingberichten en pinggesprekken die gevoerd zijn tussen de gebruikers met voornoemde ping-IDs, aan hen worden toegeschreven.

Uit het proces-verbaal van bevindingen daaromtrent, blijkt dan dat op 11 maart 2011 [naam verdachte] aan [medeverdachte 2] om 20.35 uur via een pingbericht vraagt: “Ken ik ze pakken” waarop [medeverdachte 2] antwoordt: “Haha”. [naam verdachte] pingt dan: “Schijt aan” waarop [medeverdachte 2] antwoordt: “Dan regel k wat beter pik”. 17 minuten later vraagt [medeverdachte 2] aan een persoon die gebruik maakt van ping-ID [‘n pingnummer]: “Pik vriend van me van rotterdam wil iemand rippen”, waarop deze antwoordt: “Heb j ruzie met iemand ofso”.

Een minuut later bericht [medeverdachte 2] aan [naam verdachte]: “Ben nog vragen voor je”.

Weer een minuut later, om 20.55 uur, vraagt [‘n pingnummer] aan [medeverdachte 2]: “Enne ??”.

[naam verdachte] stuurt om 20.55 uur aan [medeverdachte 2]: “Vraag nu gelijk regel” en “Laat me straks nog weten”. Direct daarop meldt [medeverdachte 2] aan [‘n pingnummer]: “hij heeft geld nodig”. [‘n pingnummer] bericht op datzelfde tijdstip aan [medeverdachte 2]: “Of k ene weeet voor t rippen?”.

Op dat tijdstip, 20.55 uur, bericht [medeverdachte 2] ook aan [‘n pingnummer]: “wilt iemand rippen” en “jah man”. [‘n pingnummer] antwoordt: “Zou k niet weten man”, waarop [medeverdachte 2] meldt: “Ok ok” en “Jammer vraag wel verder”.

Direct daarop meldt [medeverdachte 2] aan [naam verdachte] “Ben vragen die weten nu gelijk nog niets”. [naam verdachte] antwoordt: “Okok ik moet weten wat erte hale valt” en “Aii laat me weten”. [medeverdachte 2] antwoordt: “Doe k”.

Een dag later, op 12 maart 2011, vraagt [medeverdachte 2] in een pinggesprek om 19.59 uur aan een persoon die gebruik maakt van ping-ID [‘n pingnummer]: “Pik weet je iemand die vriend van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT