Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 29 de Noviembre de 2011

Datum uitspraak29 de Noviembre de 2011
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

29 november 2011

Strafkamer

nr. 09/04642

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 november 2009, nummer 21/005083-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].

  1. Geding in cassatie

    1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De middelen zijn mondeling toegelicht.

    De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  2. Beoordeling van de middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

    De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

  4. Slotsom

    Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

    vermindert deze in die zin dat deze veertien maanden waarvan vier maanden en twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;

    verwerpt het beroep voor het overige.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 29 november 2011.

    Nr. 09/04642

    Mr. Silvis

    Zitting: 24 mei 2011

    Conclusie inzake:

    [Verdachte]

  6. Verdachte is door het gerechtshof te Arnhem wegens onder het onder 2 primair a, b en I bewezenverklaarde "medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd", alsmede ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde "opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; meermalen gepleegd", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest en tot een geldboete van honderdduizend euro, subsidiair 365 dagen hechtenis.

  7. Namens verdachte heeft mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht, een schriftuur houdende tweeëntwintig middelen van cassatie ingediend, ingedeeld in zes hoofdstukken. De middelen zijn door de advocaat mondeling toegelicht ter terechtzitting van de Hoge Raad op 19 april 2011.

  8. Omvang van het cassatieberoep. De akte rechtsmiddel van cassatie van 11 november 2009 is gericht tegen het arrest van 11 november 2009, alsmede tegen "alle ter terechtzitting genomen beslissingen". Bij brief, gedateerd 26 november 2009, is ingediend een akte in de zin van art. 429 Sv, gestempeld als binnengekomen ter griffie op 25 november 2009, waaruit blijkt dat het cassatieberoep zich niet richt tegen de door het hof gegeven deelvrijspraken, verstaan als de onderdelen van de tenlastelegging, waarvan verzoeker door het hof is vrijgesproken. Ik merk op dat het hof in hoger beroep de behandeling heeft beperkt tot de feiten 2 en 3. In de akte rechtsmiddel hoger beroep van 10 oktober 2005 was geen beperking opgenomen. In eerste aanleg is het tenlastegelegde feit onder 1 nietig verklaard. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal blijkens de overgelegde vordering nietigheid gevorderd van het onder feit 1 tenlastegelegde. Het hof heeft daaromtrent in het dictum geen beslissing genomen, kennelijk omdat in de visie van het hof het beroep zich niet uitstrekte tot feit 1, zoals eerder door de verdediging ter terechtzitting op 7 april 2007 was verwoord. Ik ga er daarom vanuit dat het cassatieberoep zich ook niet bedoelt te richten tegen het door het hof beperkt opgevatte hoger beroep. Hoewel die bedoeling niet leidend is, zie ik ook geen ambtshalve reden in deze conclusie in te gaan op de beperking van onderzoek door het hof tot de feiten 2 en 3.

  9. De middelen zijn ingedeeld in de volgende zes hoofdstukken:

    I Bewezenverklaring feit 2, onderdeel a)

    II Bewezenverklaring feit 2, onderdeel b)

    III Bewezenverklaring feit 2, onderdeel l)

    IV Bewezenverklaring feit 3

    V Feitelijk leidinggeven feit 2 en 3

    VI Strafmaat

  10. Het hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:

    2 primair:

    de besloten vennootschap [A] B. V. en de besloten vennootschap [B] B.V., op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 19 mei 2003 in Nederland, met elkaar althans elk voor zich, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en natuurlijke personen een factuur en vervoersbewijzen, te weten:

    a) een vervoersbewijs te weten een verklaring afnemer gedateerd 15 augustus 2001 dat op factuur 2001/529, van [A] BV aan [betrokkene 1], vermelde 400 Nokia 3310 ad f. 104.800,00 en 175 Motorola V3690 adf. 71.750,00 vervoerd zijn/zullen worden naar Kleve in de lidstaat Duitsland, en

    b) een vervoersbewijs te weten een verklaring afnemer gedateerd 11 september 2001 dat de op factuur 2001/549. van [A] BV aan [betrokkene 2], vermelde 149 Motorola V3690 ad f. 61.090.00 en 181 Nokia 3310 ad f. 47.965,00 en 529 Nokia 8850 ad f. 375.590,00 vervoerd zijn/zullen worden naar Kleve in de lidstaat Duitsland, en

    l) een factuur voorzien van nummer 2001/664 gedateerd 6 december 2001 van [C] BV aan [D] GmbH te Jahnsdorf, Germany, inzake de verkoop/levering van 455 Nokia 8310 en 180 Nokia 8850 voor een totaal bedrag van f. 458.150,00;

    zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk hebben opgemaakt of door (een) ander(en) valselijk hebben doen of laten opmaken immers hebben zij en hun mededader(s) telkens valselijk en in strijd met de waarheid, op vorengenoemde factuur en/of vervoersbewijzen (doen) vermeld(en) dat goederen waren verkocht en/of geleverd waarvoor de geadresseerde een op die factuur en/of vervoersbescheid{en) genoemde bedragen verschuldigd waren, terwijl die leveringen van goederen als op die factuur en/of vervoersbescheiden voornoemd vermeld niet hebben plaatsgevonden, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen;

    3 primair:

    dat de besloten vennootschap [A] B.V. op 4 september 2001 en 3 oktober 2001 en op 4 januari 2002, in de gemeente Eindhoven,

    telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de aangiftetijdvakken

    maand augustus 2001

    maand september 2001

    maand december 2001

    onjuist heeft gedaan, immers heeft genoemde besloten vennootschap, telkens opzettelijk op de bij op de bij de Belastingdienst Eindhoven ingeleverde biljetten voor de omzetbelasting over de aangiftetijdvakken

    maand augustus 2001

    maand september 2001

    maand december 2001

    onjuiste gegevens omtrent leveringen naar landen binnen de EU vermeld, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen.

  11. De Aanvulling op het arrest als bedoeld in artikel 365a juncto 415 Sv wordt voorafgegaan door de volgende algemene beschouwing:

    "Voor een globale indruk van deze strafzaak en teneinde de hierna genoemde bewijsmiddelen te kunnen "plaatsen", kan als inleiding dienen:

    een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal - gevoegd in de ordner met opschrift "zaakdossier Algemeen", dossiernr: 25.488/25.909/23.279 - gesloten op 10 mei 2004, door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden ambtenaar van de Belastingdienst, beiden tevens buitengewoon opsporingsambtenaar FIOD-ECD, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisanten:

    pagina 19 Het ingestelde onderzoek heeft onder meer betrekking op het in internationaal verband deelnemen aan BTW-carrouselfraude. Hieronder wordt verstaan: "Het herhaaldelijk binnen een al dan niet wisselende groep van ondernemingen doen plaatsvinden van aan- en verkooptransacties, waaronder ten minste één grensoverschrijdende teneinde zich met de in rekening gebrachte en niet afgedragen BTW te verrijken".

    De fraude gaat, in zijn meest eenvoudige vorm, als volgt in zijn werk:

    - partij A in Nederland heeft de goederen ingekocht voor 100;

    - partij A in Nederland verricht een intracommunautaire levering aan partij B in Duitsland en deze levering is belast met 0% BTW.

    - partij B verricht een intracommunautaire verwerving in Duitsland en verkrijgt de goederen BTW-vrij;

    - partij B factureert de goederen door aan partij C in Duitsland, verlaagt zijn prijs met ongeveer 10% en brengt 16% BTW (Mehrwertsteuer) in rekening;

    - partij C verkrijgt op haar aangifte omzetbelasting teruggaaf van de door partij B gefactureerde betaalde BTW.

    pagina 20 De schakel in de keten die wordt gebruikt voor het plegen van de fraude, de zogenaamde "ploffer"...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT