Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 11 de Octubre de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Octubre de 2001
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Zaaknummer : 200.079.351/01

Rolnummer Hoge Raad : 08/03331

arrest van 11 oktober 2011

inzake

De Ontvanger van de Belastingdienst Rijnmond,

kantoorhoudend te Dordrecht,

appellant,

hierna te noemen: de Ontvanger,

advocaat: mr. C.M. Bergman te ’s-Gravenhage,

tegen

ISS Transport Services B.V.,

gevestigd te Utrecht,

geïntimeerde,

hierna te noemen: ISS,

advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk te ’s-Gravenhage.

Het geding

Voor het verloop van het geding in hoger beroep voorafgaand aan het op 8 oktober 2010 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, wordt verwezen naar hetgeen in dat arrest is overwogen omtrent “het geding in feitelijke instanties”. Bij genoemd arrest heeft de Hoge Raad (in het door ISS principaal en de Ontvanger incidenteel ingestelde cassatieberoep) het in deze zaak door het gerechtshof Amsterdam onder zaaknummer 106.002.782/01 (rolnummer 05/756) gewezen en op 20 maart 2008 uitgesproken arrest vernietigd en het geding ter verdere afhandeling en beslissing naar het hof ’s-Gravenhage verwezen. Bij exploten van 16 respectievelijk 17 december 2010 hebben de Ontvanger en ISS elkaar opgeroepen om verder te procederen voor dit hof. Vervolgens hebben de Ontvanger en ISS elk een memorie na verwijzing (in het geval van de Ontvanger: met producties) genomen. Ten slotte hebben partijen stukken gefourneerd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing

1.1 Het gaat in dit stadium van het geding nog om het volgende. De Ontvanger vordert in dit geding, kort gezegd en voor zover na verwijzing van belang, een verklaring voor recht dat ISS aansprakelijk is voor de loonbelasting en premies volksverzekeringen alsmede de omzetbelasting die [betrokkene 1] (handelend onder de naam [A]) aan de Ontvanger verschuldigd is geraakt wegens het uitlenen van personeel aan ISS in de periode 1 maart 1999 tot en met 30 april 2001, zulks tot een bedrag van € 1.304.248. Het gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arrest van 20 maart 2008 deze, toen nog niet met € 169 verminderde, vordering toegewezen.

1.2 ISS heeft in feitelijke instanties het verweer gevoerd dat onvoldoende aannemelijk is dat de in de aansprakelijkstelling vermelde naheffingsaanslagen aan de belastingschuldige zijn opgelegd en dat deze in gebreke is gebleven deze aanslagen te voldoen. Het gerechtshof Amsterdam heeft dienaangaande overwogen dat de vaststelling in de aan de belastingplichtige betekende dwangbevelen, inhoudende dat de belastingaanslagen niet binnen de daarvoor bepaalde termijn waren voldaan, het vermoeden wettigt dat die aanslagen volgens de wettelijke eisen zijn opgelegd. In het door ISS ingestelde cassatieberoep heeft de Hoge Raad dit oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk geacht. Voorts heeft de Hoge Raad de klacht van ISS gegrond geacht dat het hof geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven over het door ISS gedane (tegen)bewijsaanbod dat betrekking had op de vraag of de aanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd.

1.3 Het hof Amsterdam heeft afgewezen de door de Ontvanger gevorderde verklaring voor recht, voor zover die zou inhouden dat ISS met ingang van 2 juli 2002 invorderingsrente verschuldigd is over het bedrag waarvoor zij aansprakelijk is. Het hof oordeelde dat de verschuldigde invorderingsrente...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT