Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 12 de Octubre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Octubre de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

nevenzittingsplaats Zwolle

Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken

Registratienummer: Awb 10/42296

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

geboren op [geboortedatum],

van Afghaanse nationaliteit,

IND dossiernummer [nummer],

eiser,

gemachtigde mr. C.F. Roza, advocaat te Zwolle;

en

de minister voor Immigratie en Asiel,

(Immigratie- en Naturalisatiedienst),

te ’s-Gravenhage,

vertegenwoordigd door mr. R. Jonkman,

ambtenaar ten departemente, verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2010 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.

Bij brief van 7 december 2010 is daartegen beroep ingesteld. Bij brief van 3 januari 2011 is het beroep voorzien van gronden. Op 8 februari 2011 zijn nadere stukken ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is ter zitting van 5 juli 2011 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2. Overwegingen

2.1 Blijkens de gronden van beroep en het gestelde ter zitting is in geschil de vraag of verweerder artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag op eiser van toepassing heeft kunnen achten en op grond daarvan de aan hem verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd heeft kunnen intrekken. Voorts is in geschil de vraag of artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) zich duurzaam verzet tegen uitzetting van eiser naar zijn land van herkomst en of, indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, het blijvend onthouden van een verblijfsvergunning aan eiser disproportioneel is.

2.2 Samengevat heeft verweerder overwogen dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van zijn aanvraag zouden hebben geleid. Ten aanzien van eiser bestaan ernstige redenen om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder a en b, van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft in dit verband overwogen dat sprake is van ‘knowing participation’. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat eiser behoorde tot zowel de KhAD als de WAD en dat zijn hoogste rang binnen deze organisatie kolonel is geweest. Nu eiser werkzaam was voor een organisatie of onderdeel daarvan, waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten bestond uit het begaan van misdrijven in de zin van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag, en gezien zijn jarenlange carrière binnen het voormalige communistische Afghaanse regime, is de conclusie gerechtvaardigd dat eiser wist of weet had moeten hebben van de misdrijven die door de organisatie waartoe hij behoorde, ten tijde van zijn werkzaamheden voor zowel de KhAD als de WAD, zijn gepleegd, aldus verweerder. Daarnaast wist of had eiser moeten weten dat deze misdrijven onderdeel waren van een wijdverbreide of stelselmatige aanval, gericht tegen de burgerbevolking.

Voorts heeft verweerder overwogen dat in geval van eiser sprake is van ‘personal participation’. In dat verband heeft verweerder overwogen dat uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Afghanistan van 29 februari 2000 naar voren komt dat alle onderofficieren en officieren werkzaam zijn geweest in de macabere afdelingen van de KhAD en de WAD en persoonlijk betrokken zijn geweest bij het arresteren en martelen en executeren van verdachte personen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij, in weerwil van zijn positie als officier binnen de KhAD en de WAD, niet zelf de genoemde misdrijven heeft gepleegd of heeft doen plegen, dan wel zijn handelen en/of nalaten niet heeft bijgedragen aan het plegen van deze misdrijven. Derhalve is het onvermijdelijk dat eiser persoonlijk in de hierboven bedoelde zin heeft deelgenomen aan de gepleegde ernstige misdrijven en dat er dus geen sprake is van een significante uitzondering.

2.3 Ingevolge artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, als bedoeld in artikel 33, worden ingetrokken, indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt, dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.

2.4 In paragraaf C8/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) is opgenomen dat indien artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 wordt toegepast paragraaf C5/2 van overeenkomstige toepassing is. Volgens paragraaf C5/2 van de Vc 2000 wordt met de intrekking van de vergunning nadrukkelijk niet beoogd enig leed toe te voegen. Zij is louter van reperatoire aard en niet van punitieve aard. Er wordt slechts beoogd de situatie te herstellen zoals die rechtens zou zijn geweest indien wel de juiste gegevens zouden zijn verstrekt.

2.5 Ingevolge artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag zijn de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag niet van toepassing op een persoon ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat:

  1. hij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft begaan, zoals omschreven in de internationale overeenkomsten welke zijn opgesteld om bepalingen met betrekking tot deze misdrijven in het leven te roepen;

  2. hij een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten;

  3. hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties.

2.6 Niet in geschil is dat eiser in de periode van 1981 tot 1992 diverse functies heeft bekleed, waaronder die van kolonel, binnen de KhAD en de WAD.

Eiser bestrijdt evenwel dat sprake is van ‘knowing participation’ en ‘personal participation’.

2.7 Uit het beleid van verweerder, zoals vermeld in paragraaf C4/3.11.3.3 van de Vc 2000, volgt dat verweerder zorgvuldig moet motiveren dat er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat een vreemdeling onder de criteria van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag valt. Als daaraan is voldaan dient de vreemdeling, wil hij voorkomen dat dit artikel hem wordt tegengeworpen, een en ander gemotiveerd te weerleggen. Teneinde te bepalen of artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag kan worden tegengeworpen wordt de zogenoemde ‘knowing and personal participation test’ toegepast.

Er is onder meer sprake van 'knowing participation' indien de vreemdeling werkzaam is geweest voor een organisatie waarvan de Minister heeft geconcludeerd dat aan personen die behoren tot bepaalde categorieën van deze organisatie bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Nederland in de regel artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag zal worden tegengeworpen, tenzij de betreffende vreemdeling kan aantonen dat er in zijn individuele geval sprake is van een significante uitzondering.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT