Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 27 de Diciembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak27 de Diciembre de 2011
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.082.376

(zaaknummer rechtbank 107935)

arrest van de vijfde civiele kamer van 27 december 2011

inzake

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    [appellant 1] Management B.V.,

    gevestigd te Enschede,

  2. [appellant 2 ],

    wonende te [woonplaats],

    appellanten,

    advocaat: mr. N.P.M. Haas,

    tegen:

    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    Apollo Vredestein B.V.,

    gevestigd te Enschede,

    geïntimeerde,

    advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen.

  3. Het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 10 februari 2010 en 3 november 2010, die de rechtbank Almelo tussen appellanten (hierna ook te noemen: “[appellant 1]” respectievelijk “[appellant 2]”) als gedaagden in conventie en eisers in reconventie en geïntimeerde (hierna ook te noemen: “Apollo”) als eiseres in conventie en verweerster in reconventie heeft gewezen. Van het vonnis van 3 november 2010 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

  4. Het geding in hoger beroep

    2.1 [appellant 1) en [appellant 2] hebben bij exploot van 20 januari 2011 Apollo aangezegd van het vonnis van 3 november 2010 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Apollo voor dit hof.

    2.2 Bij memorie van grieven hebben [appellant 1] en [appellant 2] zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, hebben zij bewijs aangeboden en twee nieuwe producties in het geding gebracht. Zij hebben, na wijziging van eis, gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard:

    1. de door Apollo tegen [appellant 1] ingestelde vorderingen alsnog zal afwijzen;

    2. de door [appellant 1] ingestelde vorderingen alsnog zal toewijzen, meer in het bijzonder ook Apollo zal veroordelen tot betaling aan [appellant 1] van een bedrag van € 264.000,- exclusief BTW, zijnde het verschuldigd loon, althans de verschuldigde schadevergoeding over de periode van 28 september 2009 tot en met 31 december 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom te rekenen vanaf 1 november 2009, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;

    3. Apollo zal veroordelen tot terugbetaling aan [appellant 1] van de proceskosten, die ter uitvoering van het bestreden vonnis door [appellant 1] en [appellant 2] zijn voldaan, zulks vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de betaling aan Apollo heeft plaatsgevonden tot aan de dag dat de terugbetaling plaatsvindt;

    4. Apollo zal veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, althans een zodanig arrest te wijzen als het hof juist acht.

    2.3 Bij memorie van antwoord heeft Apollo de grieven bestreden, heeft zij bewijs aangeboden en één nieuwe productie in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis in stand zal laten en bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  5. in de zaak tegen [appellant 2]: [appellant 2], nu deze partij geen grieven heeft opgeworpen tegen het bestreden vonnis, niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering in hoger beroep, althans hem zijn vordering zal ontzeggen, met veroordeling van [appellant 2] in de kosten van het geding in beide instanties;

  6. in de zaak tegen [appellant 1]: [appellant 1] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar deze vordering zal ontzeggen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in beide instanties.

    2.4 Daarna hebben [appellant 1] en [appellant 2] bij akte op de door Apollo bij memorie van antwoord overgelegde nieuwe productie gereageerd.

    2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en arrest gevraagd, waarna het hof de uitspraak heeft bepaald op heden.

  7. De grieven

    [appellant 1] heeft de volgende grieven aangevoerd.

    Grief 1

    Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 1 onder het vijfde opsommingsteken het navolgende overwogen:

    “Apollo Vredestein en GTM B.V. (opmerking hof: bedoeld is steeds “[appellant 1]”) waren eerder gelijksoortig met elkaar overeengekomen zoals staat vermeld in de overeenkomst van 4 september 2007 (bijlage 4 bij de dagvaarding).”

    Grief 2

    Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 10 het navolgende overwogen:

    “Artikel 7:408 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst van opdracht kan opzeggen. Dit betekent dus dat ook een overeenkomst van opdracht gesloten voor bepaalde tijd, altijd tussentijds kan worden beëindigd.”

    Grief 3

    De rechtbank heeft eveneens ten onrechte in rechtsoverweging 13 en 14 het navolgende overwogen:

    “De rechtbank constateert dat bij de voorloper van deze overeenkomst, door Apollo Vredestein en GTM B.V. overeengekomen op 4 september 2007, is afgesproken dat ook deze overeenkomst van opdracht voor bepaalde tijd geldt, en wel tot 1 maart 2008. Daarbij is tevens overeengekomen dat van de (dus wettelijke toegestane) mogelijkheid om de overeenkomst tussentijds te beëindigen, alleen gebruik kan worden gemaakt met inachtneming van een termijn van vier weken. Duidelijk is, dat het hier dus niet een uitsluiting betreft van de (wettelijk toegestane) mogelijkheid om de overeenkomst van opdracht tussentijds te beëindigen. Immers wordt het bestaan van die mogelijkheid van tussentijdse beëindiging aldus in feite zelf benoemd, doch alleen verbonden aan het vereiste dat beëindiging tussentijds alleen kan plaatsvinden na ommekomst van een uitloopperiode van vier weken.”

    “In de voorliggende nieuwe vervolgovereenkomst is ook niet te lezen dat partijen zijn overeengekomen dat deze nieuwe overeenkomst van opdracht niet tussentijds kon worden beëindigd. Het staat er niet en heeft dus ook in de daaraan voorafgaande overeenkomst niet gestaan, zodat van stilzwijgende verlenging van juist die bepaling geen sprake kan zijn geweest. In de nieuwe overeenkomst van opdracht is voormelde – dus ten gunste van GTM B.V. strekkende – uitloopperiode van vier weken niet meer opgenomen. Dit betekent dat indachtig hetgeen de wet mogelijk maakt, deze nieuwe overeenkomst tussentijds altijd kan worden beëindigd zonder dat daarbij een overeengekomen termijn in acht moet worden genomen. ”

    Grief 4

    Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 16 en 17 het navolgende overwogen:

    “Wat dan vervolgens resteert is de beoordeling of artikel 7:411 BW in casu mee moet brengen dat GTM B.V. ondanks de afrekening tot en met 28 september 2009, voor (een deel van) de periode nadien nog “loon” in de zin van genoemd artikel toekomt. Daarvoor is volgens dat artikel vereist dat de overeenkomst van opdracht is geëindigd “voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of het verstrijken van die tijd, (…). In dat geval heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd, aldus nog steeds artikel 7:411 lid 1 BW.”

    “Deze bepaling is blijkens haar tekst alleen geschreven voor het geval de overeenkomst van opdracht is geëindigd en de opdrachtgever daarbij in beginsel (nog) geen loon is verschuldigd geworden omdat de opdracht nog niet is volbracht, terwijl de verschuldigdheid van het loon hiervan afhankelijk is gesteld, of de tijd waarvoor de opdracht is verleend nog niet is verstreken, terwijl de verschuldigdheid van het loon van het loon hiervan afhankelijk is gemaakt. Duidelijk is dat beide situaties zich in casu niet voordoen, omdat immers is overeengekomen dat GTM B.V. gewoon de overeengekomen vergoeding maandelijks in rekening brengt, en dit zo is uitgevoerd en ook bij voortduring hetgeen aldus steeds verschuldigd is geworden, door Apolo Vredestein aan GTM B.V. is (door)betaald. Ook geldt hier dat de beloning niet afhankelijk is gemaakt van het volbrengen van bepaald werk of een bepaald (eind)resultaat.”

    Grief 5:

    Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 18 het navolgende overwogen:

    “De slotsom moet dan ook zijn dat de overeenkomst van Apollo Vredestein en GTM B.V. in beginsel rechtsgeldig is beëindigd. Tussen partijen staat vast dat Apollo Vredestein en GTM B.V. over de periode tot en met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT