Eerste aanleg - meervoudig van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Ondernemingskamer, 15 de Diciembre de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Diciembre de 2011
Uitgevende instantie:Ondernemingskamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

ONDERNEMINGSKAMER

BESCHIKKING in de zaak met nummer 200.036.991/01 OK van:

  1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

    VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS,

    gevestigd te 's-Gravenhage,

  2. R.F. VAN DEN BICHELAER,

  3. E.E. VAN DEN BICHELAER-TRÜGG,

    beiden wonende te Antwerpen-Berchem, België,

  4. J. BIJSTERBOSCH,

  5. M. BIJSTERBOSCH-KLOOSTERMAN,

    beiden wonende te Hoenderloo,

  6. M.L.J. BRÖCKER,

    wonende te Santo Domingo, Dominicaanse Republiek,

  7. F.A. BULTEN,

    wonende te Arnhem,

  8. A.W.H. TEN CATE,

    wonende te Blaricum,

  9. D.K.W. KURZWEG,

    wonende te Oss,

  10. M.G.J. VAN DER LINDEN,

    wonende te Schaijk,

  11. R.H.J.M. PLOMPEN,

    wonende te Zoetermeer,

  12. B.P.J. STRENG,

    wonende te Apeldoorn,

  13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    FINCON B.V.,

    gevestigd te Bilthoven,

  14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    VOSTERS HOLDING BLADEL B.V.,

    gevestigd te Bladel,

    VERZOEKERS,

    advocaten: mrs. J.H. Lemstra en P.J. van Rijn, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,

    t e g e n

  15. de naamloze vennootschap

    LANDIS GROUP N.V.,

    gevestigd te Utrecht,

  16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    LANDIS GROUP B.V.,

    gevestigd te Utrecht,

  17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    LANDIS GROUP INTERNATIONAL B.V.,

    gevestigd te Utrecht,

  18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    DETRON GROUP B.V.,

    gevestigd te Zaltbommel,

    VERWEERSTERS,

    niet verschenen,

    e n t e g e n

  19. A. VRISEKOOP-STERK,

    wonende te Hilversum,

    BELANGHEBBENDE,

    advocaten: mr. J.B. Londonck Sluijk en mr. M. Griffiths, kantoorhoudende te Amsterdam,

  20. J.P.M. VERHOEVEN,

    wonende te Hoofddorp,

    BELANGHEBBENDE,

    advocaat: mr. D.A.J. Sturhoofd, kantoorhoudende te Amsterdam,

    e n t e g e n

  21. MR. W.J.M. VAN ANDEL,

  22. MR. H. DULACK,

    in hun hoedanigheid van curatoren en vertegenwoordigers van de boedel in het faillissement van Landis Group N.V., Landis Group B.V., Landis Group International B.V. en Detron Group B.V.,

    BELANGHEBBENDEN,

    advocaat: mr. M. Brink, kantoorhoudende te Utrecht.

  23. Het verloop van het geding

    1.1 De partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid. Verzoekers zullen tezamen VEB genoemd worden. Verweersters zullen afzonderlijk Landis, Landis Group, Landis International en Detron worden genoemd en gezamenlijk Landis c.s. Belanghebbenden sub 1 zal Vrisekoop genoemd worden. Vrisekoop en de niet verschenen belanghebbenden P.E. Kuiken, J.A. Bus, A. Ofman, E.A.P. Clemens en C.H. de la Haye (die hierna afzonderlijk telkens bij hun achternaam genoemd worden) zullen gezamenlijk worden aangeduid als de bestuurders en commissarissen. Belanghebbenden sub 2 zal hierna Verhoeven worden genoemd. Belanghebbenden sub 3 en 4 zullen hierna tezamen de curatoren genoemd worden.

    1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in de zaak met rekestnummer 657/2003 OK van 30 oktober 2003, 22 maart 2005, 14 februari 2008 en 8 mei 2009 (met zaaknummer 106.007.599 OK) en naar de beschikkingen van de Hoge Raad van 4 februari 2005 met rekestnummer R04/014HR (OK 110) en 9 december 2005 met rekestnummer R05/046HR (OK 118).

    1.3 Bij de beschikking van 30 oktober 2003 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Landis c.s. over de periode van 11 maart 1998 tot en met 8 juli 2002 en mr. L.P. van den Blink te Amsterdam benoemd teneinde het onderzoek te verrichten. De Ondernemingskamer heeft het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 45.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen.

    1.4 Bij de beschikking van 14 februari 2008 heeft de Ondernemingskamer naast mr. Van den Blink - op diens verzoek - prof. dr. L. Traas te Blaricum benoemd tot onderzoeker. Beiden worden hierna gezamenlijk aangeduid als de onderzoekers.

    1.5 Bij de beschikking van 8 mei 2009 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het van de onderzoekers ontvangen verslag van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Landis c.s. met de bijlagen (hierna het verslag te noemen) ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor een ieder.

    1.6 VEB heeft bij op 3 juli 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties aan de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:355 BW verzocht – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,

  24. vast te stellen dat sprake is (geweest) van wanbeleid bij en van Landis c.s. in de periode van 11 maart 1998 tot en met 8 juli 2002;

  25. vast te stellen dat de verantwoordelijkheid voor het wanbeleid bij en van Landis c.s. in de periode van 11 maart 1998 tot en met 8 juli 2002 rust bij het bestuur, althans bij de bestuurders Kuiken en/of Bus en/of Clemens en/of Ofman, en/of bij de raad van commissarissen, althans bij de commissarissen Vrisekoop en/of De la Haye; en

  26. Landis c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.

    1.7 Verhoeven heeft bij op 23 november 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, voor zover de Ondernemingskamer van oordeel is dat binnen de onderzoeksperiode sprake is (geweest) van wanbeleid bij Landis c.s., vast te stellen dat Verhoeven niet verantwoordelijk is voor dit wanbeleid.

    1.8 De curatoren hebben bij op 24 november 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift tevens houdende verzoekschrift op de voet van artikel 2:354 BW, met één op 18 mei 2010 ingekomen productie, de Ondernemingskamer – voor zover thans nog van belang – verzocht:

    - het verzoek van VEB aldus toe te wijzen dat de Ondernemingskamer zal vaststellen dat (a) sprake is geweest van wanbeleid bij en van Landis c.s. in de periode van 11 maart 1998 tot 23 april 2002 en (b) de verantwoordelijkheid voor dit wanbeleid rust bij het bestuur, althans bij de bestuurders Kuiken en/of Bus en/of Clemens en/of Ofman en/of bij de raad van commissarissen, althans bij Vrisekoop en/of De la Haye;

    - op de voet van artikel 2:354 BW Kuiken, Clemens, Ofman, De la Haye en Vrisekoop, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Landis c.s. van de volledige kosten van het onderzoek;

    met veroordeling van Vrisekoop in de kosten van dit geding.

    1.9 Vrisekoop heeft bij op 24 november 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van VEB af te wijzen.

    1.10 De curatoren hebben op 8 april 2010 ter griffie van de Ondernemingskamer nog een aanvullend verweerschrift met producties ingediend. Na bezwaar daartegen van Vrisekoop bij brief van 14 april 2010, heeft de Ondernemingskamer bij fax van 19 april 2010 aan partijen laten weten geen acht te zullen slaan op dit aanvullend verweerschrift. Bij brief van 22 april 2010 heeft mr. Brink aan de Ondernemingskamer zijn eerdere telefonische mededeling bevestigd dat de curatoren de bij het geweigerde aanvullende verweerschrift gevoegde producties in het geding wensen te brengen. Bij brief van 29 april 2010 heeft VEB verzocht om de hier bedoelde producties als (tevens) door VEB ingediend te beschouwen.

    1.11 Vrisekoop heeft bij op 29 april 2010 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht de curatoren niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, althans het verzoek van de curatoren af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van de curatoren tot vergoeding van haar proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad. Voor het geval de Ondernemingskamer het verzoek van de curatoren tot veroordeling van Vrisekoop dan wel één of meer van haar voormalige collegae tot betaling van de onderzoekskosten en/of de proceskosten zal toewijzen, heeft Vrisekoop verzocht - zakelijk weergegeven - deze veroordeling(en) (a) slechts uit te spreken onder de opschortende voorwaarde dat de cassatietermijn is verstreken, (b) niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans daaraan de voorwaarde te verbinden dat ten behoeve van Vrisekoop zekerheid wordt gesteld in de vorm van bankgarantie en (c) slechts uit te spreken onder de opschortende voorwaarde dat in de aansprakelijkheidsprocedure onherroepelijk komt vast te staan dat Vrisekoop zodanig ernstige verwijten zijn te maken dat zij daarop persoonlijk kan worden aangesproken.

    1.12 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 27 mei 2010, alwaar de advocaten – namens de curatoren tevens mr. E.L. Zetteler, advocaat te Utrecht – de standpunten van de door hen gerepresenteerde partijen hebben toegelicht, allen aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitaantekeningen en wat mr. Lemstra en mr. Van Rijn, mr. Brink en mr. Zetteler en mr. Londonck Sluijk betreft onder overlegging van op voorhand aan de overige partijen en aan de Ondernemingskamer toegezonden nadere producties. Eerder door de curatoren enerzijds en Vriesekoop anderzijds per brief opgeworpen bezwaren tegen overlegging van onderscheiden producties zijn ter zitting ingetrokken. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft VEB haar verzoek verminderd aldus dat haar verzoek tot vaststelling van wanbeleid betrekking heeft op de periode van 11 maart 1998 tot en met 23 april 2002 (de datum waarop Landis, Landis Group en Landis International surseance van betaling hebben aangevraagd). Voorts heeft VEB haar verzoek Landis c.s. te veroordelen in de kosten van het geding, ingetrokken. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de curatoren hun aanvankelijke standpunt dat de Ondernemingskamer terug zou dienen te komen van haar beslissing om het door de curatoren op 8 april 2010 ingediende aanvullende verweerschrift niet toe te laten, ingetrokken. De producties die bij dit verweerschrift waren gevoegd behoren, zoals opgemerkt, wel tot de processtukken.

  27. De feiten

    2.1 De Ondernemingskamer verwijst naar de feiten die in haar genoemde beschikking van 30 oktober 2003 onder 2.1 tot en met 2.10 zijn genoemd. Deze houden samengevat het volgende in. Landis is in 1991 als zelfstandige vennootschap ontstaan en hield zich...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT