Wraking van Centrale Raad van Beroep, 19 de Enero de 2012

Datum uitspraak19 de Enero de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/372 WWB-W3

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

B E S L I S S I N G

op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan door:

[verzoeker], zonder vaste woon- of verblijfplaats (verzoeker),

Datum beslissing: 19 januari 2012

  1. INLEIDING

    Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 december 2009, 09/973, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (college).

    Tijdens het onderzoek ter zitting op 27 september 2011 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelende rechters N.J. van Vulpen-Grootjans, O.L.H.W.I. Korte en W.F. Claessens (behandelende rechters), waarna het onderzoek ter zitting is geschorst. Bij beslissing van 24 oktober 2011 heeft de wrakingskamer van de Raad het wrakingsverzoek afgewezen, waarna aan verzoeker en het college is meegedeeld dat het onderzoek in de hoger beroepszaak wordt voortgezet ter zitting van 6 december 2011.

    Tijdens het onderzoek ter zitting van 6 december 2011 heeft verzoeker opnieuw de behandelende rechters gewraakt, waarna het onderzoek ter zitting wederom is geschorst. Vervolgens heeft de wrakingskamer van de Raad het verzoek op 6 december 2011 behandeld.

    Het proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 6 december 2011 vermeldt het volgende:

    “7. Aan het thans aan de orde zijnde verzoek om wraking heeft verzoeker, blijkens het proces-verbaal van de zitting van 6 december 2011 en zijn mondelinge toelichting op dit verzoek, ten grondslag gelegd dat hij het instituut Centrale Raad van Beroep niet erkent als een wettig rechtscollege en dat de behandelende rechters deel uitmaken van dit instituut, dat hem laat creperen en de hongerdood laat sterven.

    8. Verzoeker stelt dat de aangevoerde bezwaren gericht zijn tegen de drie individuele rechters. Hij heeft hierbij als reden opgegeven dat zij deel uitmaken van een instituut dat hij niet als wettig rechtscollege erkent. Naar het oordeel van de Raad is deze aangevoerde wrakingsgrond niet gericht tegen de persoon van de rechters, maar kan deze niet anders worden opgevat dan te zijn gericht tegen elk lid van de Raad en elke kamer in welke samenstelling dan ook, derhalve tegen de Raad als zodanig. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:16, vierde lid, van de Awb, reden waarom dit verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. De Raad stelt tevens vast dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT