Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 18 de Agosto de 2011

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Agosto de 2011
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer : FA RK 11-5550

Zaaknummer : 398941

Datum beschikking : 18 augustus 2011

P- nummer : 1036504

Voorlopige machtiging

Beschikking op het op 15 juli 2011 ingekomen verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage, met betrekking tot:

[de betrokkene],

de betrokkene,

geboren op [geboortedatum],

wonende te [adres en woonplaats betrokkene],

vrijwillig verblijvende in de inrichting voor verstandelijk gehandicapten Ipse de Bruggen te Nootdorp,

advocaat: mr. A.M. de Deken te Delft.

Procedure

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken - voor zover van belang - overgelegd:

- de op 6 juli 2011 ondertekende en met redenen omklede verklaring van A.C. Louisse, arts voor verstandelijk gehandicapten, als geneesheer-directeur van het genoemde ziekenhuis;

- een afschrift van het behandelingsplan en een afschrift van de aantekeningen omtrent de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene en de op hem toegepaste behandeling en de effecten ervan;

- een uittreksel uit het gezagsregister.

De rechtbank heeft de betrokkene op 18 augustus 2011 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat.

De rechtbank heeft zich in aanwezigheid van de betrokkene en zijn advocaat laten voorlichten door de behandelend arts J. Jansen, de orthopedagoge W. Kroese en de groepsbegeleider T. Roessen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf in inrichting voor verstandelijk gehandicapten, van de betrokkene.

De betrokkene voert verweer, welk verweer hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

Beoordeling

Op het verzoek zijn van toepassing de artikelen 2, 3, 5, 6, 8 en 9 van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz).

De advocaat van de betrokkene heeft aangevoerd dat de wettelijke beslistermijn van drie weken is verlopen.

De rechtbank oordeelt als volgt. De rechter moet zijn beslissing zo spoedig mogelijk nemen. Op het overschrijden van de beslistermijn van artikel 9 lid 1 Wet Bopz staat geen andere sanctie dan die van art. 48 lid 1 sub 2 Wet Bopz: 'de geneesheer-directeur dient de betrokkene uit het ziekenhuis te ontslaan.' Zo lang dit niet is gebeurd kan op het verzoek worden beslist (zie HR. 28 oktober 1994, NJ 1995,125, m.nt. JdB). Ten tijde van het verzoek verbleef betrokkene in de inrichting voor verstandelijk gehandicapten. Nu...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT