Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 26 de Enero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Enero de 2012
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 10/00482

26 januari 2012

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Hoorn, de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 08/6368 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

en

de inspecteur.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 14 november 2007 aan belanghebbende voor het jaar 2004 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 272.508.

    1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 29 september 2008, de aanslag gehandhaafd.

    1.3. Bij uitspraak van 10 juni 2010, verzonden op 11 juni 2010, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.661 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, met nevenbeslissingen als in de uitspraak van de rechtbank vermeld.

    1.4. Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 juli 2010. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

    1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

  2. Feiten

    2.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als eiseres en de inspecteur als verweerder):

    “2.1. Eiseres, geboren op 31 maart 1950, is op huwelijkse voorwaarden getrouwd met [Y]. [Y] exploiteerde een akkerbouwbedrijf waarvoor de benodigde grond met een oppervlakte van 52.97.40 ha door hem werd gepacht van [A].

    2.2. Bij akte van 6 februari 1998 heeft [A] de zojuist bedoelde grond alsmede een woonhuis en bedrijfsgebouwen geleverd aan eiseres en haar echtgenoot voor een totaal bedrag van f 1.858.149. Eiseres verkreeg 26.62.00 ha in privé en [Y] verkreeg 26.35.40 ha, dat hij tot zijn ondernemingsvermogen rekende.

    2.3. Ten gevolge van de aankoop van de grond door eiseres komt op grond van artikel 34 van de Pachtwet de pacht van de 26.62.00 ha land die eiseres in eigendom heeft verkregen vanaf het moment van de levering aan haar toe. Dit is nader vastgelegd in een pachtovereenkomst van 30 september 1998, goedgekeurd door de Grondkamer Noordwest op 19 januari 1999. De pachtsom bedraagt f 19.832 per jaar.

    2.4. Bij overeenkomst van 22 december 2000 is de pachtovereenkomst tussen eiseres en [Y] met ingang van 31 december 2000 ontbonden. Op 23 januari 2001 heeft de Grondkamer Noordwest de akte van pachtontbinding goedgekeurd. In de overeenkomst is onder meer opgenomen:

    “Voorts verklaren zij elkaar over en weer kwijting te verlenen en décharge te hebben verleend en terzake van voormelde pachtovereenkomst per ontbindingsdatum op elkaar geen vordering te hebben.”

    2.5. Op 1 januari 2001 is eiseres een maatschap aangegaan met [Y] als gevolg waarvan zij vanaf dat moment winst uit onderneming is gaan genieten. De maatschapsakte bepaalt – voor zover van belang – het volgende:

    “1. [Y] (…), nader te noemen maat sub 1 en

  3. [Belanghebbende] (…), nader te noemen maat sub 2

    (…)

    Artikel 4 Inbreng

    1. In de maatschap is ingebracht per 1 januari 2001:

    (…)

    Door de maat sub 2:

    - Het gebruik en genot van de haar in volle eigendom toebehorende onroerende zaken, bestaande uit een perceel bouwland, gelegen te [B] aan de [C-straat] kadastraal bekend gemeente [D] sectie H nummer 322 groot 26.62.00 hectare.

    - Haar kennis en zakelijke relaties, alsmede zoveel arbeid en vlijt als nodig en mogelijk is.

    Op de inbreng zijn de volgende bepalingen van toepassing

    (…)

    - De maten worden voor hun inbreng, andere dan arbeid, kennis en vlijt, in de boeken van de maatschap gecrediteerd. in onderling overleg kunnen de maten meer goederen of geld in de maatschap inbrengen, waarbij de waarde van bedoelde goederen in onderling overleg zal worden vastgesteld.

    - De maten zullen steeds...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT