Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 14 de Febrero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Zaaknummer : 200.077.102/01

Zaaknummers rechtbank : 298787 en 298759

Arrest van 14 februari 2012

inzake

1. [appellant sub 1],

wonende te Diemen,

2. [appellant sub 2],

wonende te Rijswijk (Zuid-Holland),

appellanten,

hierna te noemen: ieder voor zich [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en gezamenlijk [appellanten],

advocaat: mr. J.P. Heering te 's-Gravenhage,

tegen

DE GEMEENTE ROTTERDAM,

zetelend te Rotterdam,

geïntimeerde,

hierna te noemen: de Gemeente,

advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.

Het geding

Bij exploot van 30 september 2010 zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van door de rechtbank Rotterdam tussen [appellant sub 2] onderscheidenlijk [appellant sub 1] en de Gemeente gewezen vonnissen van 18 maart 2009, 2 december 2009 en 30 juni 2010. Bij memorie van grieven tevens houdende aanvulling en vermeerdering van eis (met producties) hebben [appellanten] negen grieven aangevoerd, die door de Gemeente bij memorie van antwoord zijn bestreden. Be Gemeente heeft daarbij tevens gereageerd op de vermeerdering van eis. Vervolgens hebben partijen schriftelijk gepleit. Ten slotte hebben partijen stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak om het volgende.

1.1 [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn gezamenlijk eigenaars (geweest) van het pand, gelegen [adres]. De Gemeente heeft hun op 11 juli 2002 medegedeeld voornemens te zijn hen op grond van de Woningwet aan te schrijven, omdat het pand noodzakelijke voorzieningen behoefde. [appellant sub 1] heeft tegen dit voornemen zijn zienswijze kenbaar gemaakt. De Gemeente heeft op 2 september 2002 de aanschrijving ongewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit heeft [appellant sub 1] bezwaar gemaakt. Hij heeft gelijktijdig aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

1.2 Bij brief van 12 november 2002 heeft de Gemeente aan [appellanten] laten weten dat de begunstigingstermijn was verlopen, dat is geconstateerd dat niet (volledig) is voldaan aan de aanschrijving en dat tot uitvoering van gemeentewege van de in de aanschrijving genoemde werkzaamheden zal worden overgegaan. De Gemeente heeft per 18 november 2002 aan een aannemer opdracht gegeven tot uitvoering van de werkzaamheden.

1.3 De voorzieningenrechter heeft [appellant sub 1] bij uitspraak van 9 december 2002 in zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet overleggen van de wettelijk vereiste stukken. Bij besluit van 22 mei 2003 heeft de Gemeente de door [appellant sub 1] ingediende bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit voor het overige in stand gelaten. Tegen deze beslissing hebben [appellanten] beroep ingesteld bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank Rotterdam. Deze heeft [appellanten] op 10 augustus 2004 in dat beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze uitspraak in hoger beroep in stand gelaten.

1.4 De Gemeente heeft op 13 juni 2006 [appellant sub 1] en [appellant sub 2], onder vermindering in verband met haar beslissing tot gedeeltelijke gegrondverklaring, bedoeld in rechtsoverweging 1.3, elk aangeschreven tot betaling van € 29.019,73 (inclusief BTW en beheerskosten) aan kosten van toepassing van bestuursdwang. Op 22 maart 2007 heeft de Gemeente tegen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] terzake dwangbevelen uitgevaardigd ten bedrage van elk € 29.019,73, vermeerderd met rente en invorderingskosten, die op 5 oktober 2007, onderscheidenlijk 9 oktober 2007 aan de adressen van betrokkenen zijn betekend.

2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn beiden tegen het dwangbevel in verzet gekomen. Zij hebben beiden gevorderd dat de rechtbank hen tot goed opposant zal verklaren, het dwangbevel zal vernietigen, de Gemeente zal veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat, een vergoeding per dag zal vaststellen van € 5,- en beslagen zal opheffen. De rechtbank heeft de dwangbevelen gedeeltelijk buiten effect gesteld, doch slechts met het oog op matiging van de daaronder begrepen invorderingskosten, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

3. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank (in de tussenvonnissen van 18 maart 2009) dat de werking van de aanschrijving niet door de indiening van een verzoek bij de voorzieningenrechter tot schorsing daarvan of tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt geschorst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT