Kort geding van Rechtbank Amsterdam, 15 de Febrero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter,

zaaknummer / rolnummer: 507724 / KG ZA 12-10 HJ/SvE

Vonnis in kort geding van 15 februari 2012

in de zaak van

de stichting

STICHTING STADGENOOT,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres bij dagvaarding van 11 januari 2012,

advocaat mr. A.S. Rueb te Amsterdam,

tegen

[GEDAAGDE],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. S. Kroesbergen te Ede.

Partijen zullen hierna Stadgenoot en [gedaagde] worden genoemd.

  1. De procedure

    Ter terechtzitting van 1 februari 2012 heeft Stadgenoot gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft daarnaast een pleitnota in het geding gebracht. Ter terechtzitting waren aanwezig aan de zijde van Stadgenoot: [medewerker juridische zaken], medewerker juridische zaken, met mr. Rueb. Aan de zijde van [gedaagde] waren, voor zover van belang, aanwezig: [gedaagde] met mr. Kroesbergen. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

  2. De feiten

    2.1. Stadgenoot is eigenaresse van de woning gelegen aan de [adres] te Amsterdam (verder te noemen: de woning). Stadgenoot heeft de woning met ingang van 24 april 2007 verhuurd aan mevrouw [huurster] en de heer [huurder] (verder te noemen: de huurders).

    2.2. Op 11 maart 2010 hebben de huurders een aanvraag huisbewaring ingediend bij de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven van de gemeente Amsterdam (verder te noemen: de Dienst Wonen) voor de periode van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2011. Als reden voor de huisbewaring hebben zij aangekruist “Remigratie”. Als huisbewaarder hebben zij hun neef, [gedaagde], voorgedragen. Zowel de huurders als [gedaagde] hebben de aanvraag ondertekend.

    2.3. Bij ongedateerde brief met als onderwerp ‘Pro forma huuropzegging i.v.m. huisbewaring’ hebben de huurders Stadgenoot onder meer het volgende meegedeeld:

    “Ondergetekende, Mevrouw [huurster] en de heer [huurder], huurders van het perceel [adres], wensen per 31 maart 2011 de huurovereenkomst van de eerdergenoemde woning te beëindigen. (…)”

    2.4. Bij brief van 29 maart 2010 met als onderwerp ‘Huisbewaring [adres] REMIGRATIE MAXIMAAL 1 JAAR’ heeft [hoofd vergunningen], hoofd Vergunningen en Toezicht van de Dienst Wonen, de huurders – voor zover van belang – het volgende meegedeeld:

    “Naar aanleiding van uw aanvraag huisbewaring delen wij u mee dat de dienst Wonen, Zorg en Samenleven hiermee kan instemmen. De toestemming betreft de periode van 01-04-2010 tot 31-03-2011. (…) Indien de in bewaring gever na afloop van de periode van huisbewaring niet is teruggekeerd, dient de woning terstond ter beschikking van de verhuurder te komen (...)”

    2.5. [gedaagde] heeft op 16 februari 2011 telefonisch contact opgenomen met Stadgenoot met het verzoek de huisbewaring met een jaar te verlengen. Aan [gedaagde] is uitgelegd dat dit niet mogelijk is omdat het hier om remigratie gaat. [gedaagde] heeft vervolgens op voornoemde datum nogmaals telefonisch contact opgenomen met Stadgenoot en meegedeeld dat de Dienst Wonen pas over vijf maanden iets voor hem kan doen.

    2.6. Stadgenoot heeft op verzoek van [gedaagde] geaccepteerd dat de huurovereenkomst op 30 september 2011 in plaats van op 31 maart 2011 zou eindigen en het verblijf in de woning door [gedaagde] in die periode toegestaan. Bij brief van 23 februari 2011 heeft [huurster] de huurovereenkomst opgezegd per 30 september 2011, hetgeen Stadgenoot bij brief van 25 februari 2011 aan haar heeft bevestigd.

    2.7. Op 8 augustus 2011 heeft [gedaagde] wederom telefonisch contact opgenomen met Stadgenoot met het verzoek de einddatum te verzetten. Nadat dit verzoek was afgewezen heeft [gedaagde] meegedeeld dat hij een advocaat in de arm hand zou nemen.

    2.8. Bij brief van 10 augustus 2011 heeft mr. V.H.M. Voorn, namens [gedaagde], Stadgenoot onder meer het volgende meegedeeld:

    “(…) De heer [gedaagde], mijn cliënt, heeft altijd voor de betaling van de huurpenningen zorg gedragen. In eerste instantie via zijn tante, maar nu dit problemen opleverde, is mijn cliënt al snel rechtstreeks de huurpenningen gaan betalen. Hetgeen uit de bankafschriften blijkt. Medio 2009 is de oorspronkelijke huurster, mevr. [huurster] uit de woning vertrokken. Onbekend met de materie, heeft mijn cliënt informatie ingewonnen bij uw organisatie hoe verder te handelen. Daar is hem...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT