Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 29 de Febrero de 2012

Datum uitspraak29 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

10/906 WMO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], wonende te [woonplaats], (appellante)

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 december 2009, 09/699 (aangevallen uitspraak)

in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Winsum (college)

Datum uitspraak: 29 februari 2012

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. L.J. van der Veen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

    Het college heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2012. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van der Veen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G.A. Stavenga en S. van Roon.

  2. OVERWEGINGEN

    1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

      1.1. Aan appellante zijn in verband met haar beperkingen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) toegekend een scootmobiel met aanpassingen en een extra grote actieradius van 50 km, vergoedingen voor aanpassingen aan de eigen auto, oprijplaten om de scootmobiel in de eigen auto te kunnen vervoeren en een (halve) financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto.

      1.2. Op 25 november 2008 heeft appellante een aanvraag ingediend om voortzetting van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto.

      1.3. Bij besluit van 29 december 2008 heeft het college, in overeenstemming met het advies van SCIO Consult van 22 december 2008, appellante met ingang van 23 januari 2009 in aanmerking gebracht voor een (halve) financiële tegemoetkoming van € 494,--per jaar.

      1.4. Bij beslissing op bezwaar van 18 juni 2009 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 december 2008 ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat de tegemoetkoming van € 494,-- per jaar in het geval van appellante geacht wordt toereikend te zijn gelet op de beperkingen, de vervoersbehoefte en de andere reeds verstrekte voorzieningen.

    2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

    3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

    4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

      4.1. De Raad verwijst voor het wettelijke kader naar de aangevallen uitspraak.

      4.2. Ter zitting heeft het college toegelicht dat appellante geacht wordt met de tegemoetkoming van €...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT