Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Arnhem, 22 de Febrero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak22 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 217913 / HA ZA 11-1075

Vonnis van 22 februari 2012

in de zaak van

de stichting

DE BASIS, STICHTING VOOR OPENBAAR PRIMAIR ONDERWIJS ARNHEM,

gevestigd te Arnhem,

eiseres,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. N.M. Don te Amsterdam,

tegen

[gedaagden]

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie

advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem.

Partijen zullen hierna De Basis en [gedaagde] c.s. of de ouders genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 19 oktober 2012

    - conclusie van antwoord in reconventie zijdens De Basis

    - het proces-verbaal van comparitie van 26 januari 2012.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    2.1. De Basis is een stichting voor openbaar primair onderwijs in Arnhem. De Dr. [school], een basisschool, valt onder deze stichting en heeft een Nederlandse afdeling en een internationale afdeling. De internationale afdeling wordt gevoerd onder de naam Arnhem International School, afgekort als AIS. Het deel van AIS waarin basisonderwijs wordt gegeven, heet de Primary Department. AIS heeft ook een deel voor voortgezet onderwijs (Secondary Department), dat wordt uitgevoerd door het Lorentz College te Arnhem.

    2.2. [gedaagde] c.s. kwamen in 2004 vanuit Engeland naar Nederland. De heer [gedaagde] is Nederlander en mevrouw [gedaagde] is Deense. In het gezin werd op dat moment Engels gesproken. [gedaagde] c.s. hebben een zoon, [zoon], die op dat moment toe was aan de basisschool, en een dochter, [dochter], die daarvoor toen nog te jong was. Op dat moment bestond bij [gedaagde] c.s de verwachting dat het gezin enige tijd later weer naar het buitenland zou vertrekken, omdat de heer [gedaagde] door zijn werkgever (het Nederlandse leger) naar het buitenland zou worden uitgezonden. In verband daarmee hebben Van [gedaagde] c.s. ervoor gekozen om hun zoon [zoon] vanaf het schooljaar 2004-2005 naar de AIS te laten gaan en hun dochter [dochter] vanaf het schooljaar 2006-2007.

    2.3. Op 6 oktober 2004 hebben [gedaagde] c.s. het inschrijfformulier van de AIS ingevuld en ondertekend ten behoeve van hun zoon [zoon]. Bovenaan dit formulier staat de volgende tekst:

    “The undersigned herewith enrols their child in the Arnhem International School Primary Department as per 6-10 2004, Form 1, and agrees tot pay the annual school fee of € 3,050.00, inclusive of an annual fixed fee of € 610.00, and the enrolment fee of € 200 (€ 100.00 for the second or further child enrolled at the same time). (…)”

    [gedaagde] c.s. hebben op het formulier aangekruist dat zij het bedrag van € 3.050,00 ineens zullen betalen. De mogelijkheid om in termijnen te betalen of om de factuur naar de werkgever te sturen, hebben zij dientengevolge niet aangekruist.

    2.4. Een zelfde soort formulier hebben [gedaagde] c.s. in september 2006 ingevuld en ondertekend voor hun dochter [dochter]. De “annual school fee” bedroeg toen € 3.250,00. Wederom kozen zij voor betaling ineens.

    2.5. [gedaagde] hebben de school fee, die in de formulieren wordt bedoeld, betaald tot en met het schooljaar 2007-2008. Hun kinderen hebben ook in het schooljaar 2008-2009 deelgenomen aan het internationale onderwijs van de AIS, maar de school fee daarvoor hebben [gedaagde] c.s. niet betaald. Aan het einde van het schooljaar 2008-2009 hebben [gedaagde] c.s. hun kinderen van de AIS afgehaald. Op enig moment daarvoor werd duidelijk dat de heer [gedaagde] niet meer zou worden uitgezonden naar het buitenland.

    2.6. De AIS heeft op 3 november 2008 de schoolfee over schooljaar 2008-2009 voor de kinderen van [gedaagde] c.s. in rekening gebracht. Het betreft een bedrag van (tweemaal € 3.450,00 =) € 6.900. Dit bedrag diende volgens de factuur uiterlijk op 30 november 2008 te worden betaald. De AIS heeft vervolgens drie aanmaningen gestuurd, gedateerd 22-01-2009, 13-05-2009 en 20-07-2009. Vervolgens is een incassobureau ingeschakeld.

    2.7. De heer [gedaagde] heeft in verschillende brieven gereageerd op de incasso van de schoolfee, voor het eerst bij brief van 29 juni 2009. Bij brieven van 18 december 2009 en 27 mei 2010 heeft hij zijn standpunt kenbaar gemaakt, dat erop neerkomt dat hij zich niet verplicht acht om de schoolfee te betalen, omdat het volgens hem gaat om een vrijwillige ouderbijdrage, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo). De AIS is echter op haar standpunt blijven staan dat de schoolfee is overeengekomen in het inschrijfformulier en dat [gedaagde] c.s. de schoolfee daarom moeten betalen.

  3. Het geschil

    3.1. De Basis vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] c.s. tot betaling van € 8.431,61, bestaande uit de schoolfee van € 6.900,00, wettelijke handelsrente vanaf 30 november 2008 (tot en met 15 juni 2011...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT