Hoger beroep kort geding van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 6 de Marzo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Marzo de 2012
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer MHD 200.088.592

arrest van de eerste kamer van 6 maart 2012

in de zaak van

DE GEMEENTE BORSELE,

zetelende te Heinkenszand, gemeente Borsele,

appellante,

advocaat: mr. P. van den Berg,

tegen:

[X.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. I.M. van den Heuvel,

op het bij exploot van dagvaarding van 27 mei 2011 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Middelburg gewezen vonnis van 3 mei 2011 tussen appellante - nader te noemen de Gemeente - als gedaagde en geïntimeerde - nader te noemen [geintimeerde] - als eiser.

  1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 78028/KG ZA 11-62)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1.Bij de appeldagvaarding heeft de Gemeente onder overlegging van een productie vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de door [geintimeerde] ingestelde vordering.

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.

    2.3.Partijen hebben daarna hun zaak doen bepleiten, de Gemeente door mr. Van den Berg en [geintimeerde] door mr. Van den Heuvel en uitspraak gevraagd. Partijen zijn ermee akkoord gegaan dat het hof uitspraak doet op grond van de door [geintimeerde] ten behoeve van het pleidooi gefourneerde processtukken.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de dagvaarding in hoger beroep.

  4. De beoordeling

    4.1.De grieven richten zich niet tegen de vaststelling van de feiten in rechtsoverweging 2 van het bestreden vonnis. Het hof zal hierna de feiten opnieuw vaststellen.

    4.2.Het gaat in dit geding om het volgende.

    (a)Bij brief van 9 juli 1996 (productie 5 bij brief 18 april 2011) heeft de Gemeente aan [geintimeerde] in antwoord op een verzoek om medewerking voor de bouw van een schuur en kas aan de [straat] te [vestigingsplaats] ten behoeve van diens kwekerij Het Groene Weegje (hierna: de kwekerij) meegedeeld dat het bouwen van een schuur in strijd was met het geldende bestemmingsplan en dat om medewerking te kunnen verlenen een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk was.

    De gemeente heeft daarbij medewerking afgewezen.

    (b)De Gemeente heeft bij besluit van 23 november 2001 [geintimeerde] een last opgelegd om binnen 6 maanden de schuur, de kas en andere bouwwerken te verwijderen, met een dwangsom van ƒ 5000 per maand met een maximum van ƒ 60.000.

    In dit besluit heeft de Gemeente er onder meer op gewezen dat het voor het toestaan van bouwwerken noodzakelijk is te beschikken over een zogenaamde bouwblok en dat er geen sprake is van een bouwblok op de aan [geintimeerde] in eigendom toebehorende grond.

    Het door [geintimeerde] daartegen gemaakte bezwaar tegen dit besluit is door de Gemeente ongegrond verklaard. [geintimeerde] heeft daartegen geen beroep ingesteld

    (c)De gemeente heeft vervolgens op 11 november 2002, 31 januari 2003, 14 maart 2003 en 18 augustus 2003 dwangbevelen uitgevaardigd strekkende tot invordering van de volgens haar verbeurde dwangsommen. Op het verzet van [geintimeerde] heeft de rechtbank bij vonnissen van 29 september 2004 en 19 januari 2005 de vorderingen tot vernietiging van de dwangbevelen afgewezen. Het gerechtshof te Den Haag heeft bij arrest van 28 april 2009 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 december 2010 het cassatieberoep verworpen met toepassing van artikel 81 RO.

    (d)Bij besluit van 20 mei 2003 heeft het college van B&W van de Gemeente het verzoek van [geintimeerde] tot wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van de vestiging van zijn kwekerij afgewezen.

    Nadat het bezwaar van [geintimeerde] door de Gemeente was afgewezen heeft de rechtbank Middelburg het beroep daartegen ongegrond verklaard bij uitspraak van 7 februari 2005.

    (e)Bij brief van 27 november 2004 heeft [geintimeerde] het college van B&W van de Gemeente verzocht de lasten onder dwangsom van 23 november 2001 in te trekken. De gemeente heeft bij besluit van 22 februari 2005 het verzoek afgewezen en bij besluit van 21 juli 2005 het daartegen door [geintimeerde] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Middelburg heeft de uitspraak van 13 maart 2006 het beroep van [geintimeerde] daartegen ongegrond verklaard.

    (f)Bij uitspraak van 15 februari 2006 (productie bij brief van 18 april 2011) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep van [geintimeerde] tegen de uitspraak van de rechtbank gegrond verklaard, daartoe oordelende dat het betoog van [geintimeerde] - inhoudende dat wijziging van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT