Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 13 de Marzo de 2012

Datum uitspraak13 de Marzo de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

13 maart 2012

Strafkamer

nr. S 10/02809 E

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 26 mei 2010, nummer 22/006359-09, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].

  1. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

  2. Beoordeling van het zesde middel

    2.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

    2.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 100.000,- waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

  3. Beoordeling van de overige middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Slotsom

    Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;

    vermindert de geldboete in die zin dat deze € 97.500,- bedraagt, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

    verwerpt het beroep voor het overige.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 13 maart 2012.

    Nr. 10/02809 E

    Mr Jörg

    Zitting 10 januari 2012

    Conclusie inzake:

    [Verzoekster = verdachte]

  6. De economische kamer van het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 26 mei 2010 verzoekster wegens "opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van € 100.000,- waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bewezen verklaard is dat (de rechtsvoorganger van) verzoekster achtmaal vuurwerk (goederen van klasse 1) per spoor heeft getransporteerd en daarbij telkens opzettelijk een oponthoud van meer dan drie uur op een rangeerterrein niet aan de burgemeester van de desbetreffende gemeente (Zwijndrecht) heeft gemeld of doen melden.

  7. Namens verzoekster heeft mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, bij schriftuur zeven middelen van cassatie voorgesteld.

  8. Het eerste middel klaagt dat het hof de beslissing tot afwijzing van getuigenverzoeken ontoereikend heeft gemotiveerd, alsmede de beslissing tot afwijzing van het verzoek om stukken aan het dossier toe te voegen. Het derde en het vierde middel borduren hierop voort en komen op tegen de begrijpelijkheid van een tweetal overwegingen van het hof. Deze middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

  9. Het (veroordelend) vonnis van de rechtbank Dordrecht is op 17 november 2009 gewezen. Tegen dat vonnis is namens verzoekster op 1 december 2009 hoger beroep ingesteld. De namens verzoekster op 15 december 2009 ter griffie van de Rechtbank Dordrecht ingekomen appèlschriftuur houdt het volgende in:

    "Verzocht wordt in het kader van het hoger beroep de navolgende onderzoekshandelingen te (laten) verrichten:

    1. het horen de navolgende getuigen:

  10. Leidinggevende van Prorail nv waar het betreft de locatie Kijfhoek, gemeente Zwijndrecht,

    alsmede/althans degene die informatie kan verschaffen omtrent de aldaar gehanteerde veiligheidseisen en de communicatie met de - ter zake van veiligheidseisen en de communicatie met de - ter zake van veiligheid relevante - autoriteiten, waaronder de brandweercommandant en de burgemeester van Zwijndrecht, alsmede degene die informatie heeft verstrekt in het kader van onderhavig onderzoek aan - onder meer - de IVW;

  11. De regionale brandweercommandant:

  12. De burgemeester van Zwijndrecht: de heer A.S. Scholten, althans diens opvolger;

  13. De aan cliënte verbonden, terzake veiligheid en procedures in het kader van de Wet VGS, betrokkenen, bijvoorbeeld in de persoon van [betrokkene 1], de transportcoördinator Kijfhoek en [betrokkene 2];

  14. De aan de IVW verbonden opsporingsambtenaren die het onderzoek in de onderhavige zaak hebben verricht en tevens contact hebben gehad met cliënte naar aanleiding van eerdere overtredingen: [verbalisant 1] en [verbalisant 2].

    1. Voorts wordt verzocht tot het toevoegen van bescheiden aangaande de planning bij de burgemeester van Zwijndrecht en de regionale brandweer in het kader van de algemene veiligheid en bescherming van de samenleving in het algemeen en terzake van het beleid bij (dreigende) calamiteiten in het bijzonder.

    Met betrekking tot de aan cliënte verweten feiten kan - naast een aantal van de in 1e aanleg gevoerde, doch verworpen verweren - de vraag worden gesteld of het betreffende strafbare feit cliënte als rechtspersoon wel strafrechtelijk kan worden toegerekend, meer in het bijzonder in het kader van de vraagstelling of de feitelijke gang van zaken (niet-melding waar wel een wettelijke plicht tot melding zou hebben bestaan), zoals achteraf eerst gebleken, door haar werd aanvaard dan wel placht te worden aanvaard.

    Voorts kan terzake van het aspect van de genoegzame regelgeving, alsmede van de in dat verband gewaarborgde veiligheid, de vraag worden gesteld of daarin niet reeds genoegzaam (op andere wijze) wordt voorzien. Zulks mede in het kader van de vraag of "deze regelgeving uitermate belangrijk is in het kader van de algemene veiligheid en bescherming van de samenleving."

    In het kader van het hoger beroep zal te zijner tijd kenbaar worden gemaakt of bij al deze verzoeken wordt gepersisteerd, dan wel van één of enkelen alsnog zal worden afgezien. Mogelijk dat na ontvangst en bestudering van de onder B genoemde bescheiden daaromtrent definitief standpunt kan worden ingenomen."

  15. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotitie houdt een toelichting op de verzoeken in. Deze laat zich omwille van de leesbaarheid als volgt samenvatten:

    - de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van Inspectie Verkeer en waterstaat (IVW) kunnen verklaren op welke (rechtmatige?) wijze de IVW de gegevens heeft verkregen en of er toen al sprake was van verdenking...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT