Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Arnhem, 29 de Febrero de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Febrero de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 195140 / HA ZA 10-78

Vonnis van 29 februari 2012

in de zaak van

de maatschap

[eiseres in conve[mr. 2]reconventie],

tegen

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    [ ]aagde] BEHEER EN BELEGGINGEN B.V,

    gevestigd te Arnhem,

  2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    FELINUS B.V.,

    gevestigd te Zwolle,

  3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    ECHINOS B.V.,

    gevestigd te Lobith, gemeente Rijnwaarden,

    gedaagden in conventie,

    eiseressen in reconventie,

    advocaat mr. G.J. Hollema te Almelo.

    Partijen zullen hierna [eiseres in conventie / verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie] c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen zo nodig afzonderlijk worden aangeduid als [ ] [gedaagde in conventie] Beheer en Beleggingen, Felinus en Echinos.

  4. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 14 april 2010

    - het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2011

    - de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende wijziging van eis

    - de conclusie van dupliek in conventie, tevens uitlating wijziging eis in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie tevens houdende wijziging van eis in reconventie

    - de conclusie van dupliek in reconventie

    - de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  5. De feiten

    2.1. [eiseres in conventie / verweerster in reconventie] heeft werkzaamheden verricht voor [ ] [gedaagde in conventie] Beheer en Beleggingen, Felinus en Echinos.

    2.2. Bestuurder van [ ] [gedaagde in conventie] Beheer en Beleggingen, Felinus en Echinos is de heer [ ] [gedaagde in conventie] (hierna te noemen de heer [gedaagde in conventie]).

    2.3. [ ] [gedaagde in conventie] Beheer en Beleggingen en de heer [gedaagde in conventie] hebben bij brief van hun raadsman van 21 maart 206 een aantal klachten bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem laten indienen vanwege onvrede over de wijze van belangenbehartiging door [eiseres in conventie / verweerster in reconventie] in de personen van [mr. 1] (hierna te noemen [mr. 1]) en [mr. 2] (hierna te noemen [mr. 2]). De deken heeft de klacht ter kennis gebracht van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof Arnhem (hierna te noemen Raad van Discipline). Bij beslissing van 26 juni 2007 zijn de klachten tegen [mr. 1] en [mr. 2] deels gegrond verklaard en is aan [mr. 1] de maatregel van berisping opgelegd en aan [mr. 2] de maatregel van enkele waarschuwing. Daarbij heeft de Raad van Discpline het volgende overwogen:

    4.2 Klagers hebben zich er over beklaagd dat verweerders in ernstige mate tekort zijn geschoten in een behoorlijke rechtshulpverlening en de zorgvuldigheid die daarbij moet worden betracht, ook voor wat betreft de financiële aspecten van die rechtshulpverlening. Dat tekortschieten valt in een aantal klachten uiteen, waarbij de eerste vier klachten zich richten tegen verweerder sub 1 ([mr. 1], toevoeging rechtbank) en de vijfde klacht zich richt tegen beide verweerders.

    Klacht 1 – procedures rechtbank Zwolle-Arnhem

    1.1 Verweerder sub 1 heeft nagelaten om de procedure bij de rechtbank Zwolle te laten aanhouden in verband met de mediation waartoe in de procedure bij de rechtbank Arnhem was besloten.

    1.2 Nadat de rechtbank Zwolle bij vervroeging vonnis had gewezen, heeft Verweerder sub 1 nagelaten om nakoming te verlangen van de vaststellingsovereenkomst die inmiddels in het kader van de mediation tot stand was gekomen.

    1.3 In plaats daarvan heeft Verweerder sub 1 ervoor gekozen om door te procederen, hoger beroep in te stellen van het vonnis van de rechtbank Zwolle en zelfs een nieuwe procedure (huurgeschil bij de kantonrechter Arnhem) aanhangig te maken.

    1.4 Ook in de procedure bij de rechtbank Arnhem is na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, aanvankelijk doorgeprocedeerd zonder dat nakoming van de vaststellingsovereenkomst de enige of de belangrijkste inzet was.

    (…)

    Klacht 4 – de financiële verhouding met klagers

    4.1 Verweerder sub 1 heeft onduidelijkheid laten bestaan over de honorering van zijn werkzaamheden. (…)

    4.2 Verweerder sub 1 heeft nagelaten vooraf een kosteninschatting te maken en zonodig tussentijds bij te stellen. (…)

    Klacht 5 – Beslagen

    (…)

    5.2 Verweerders hebben hun zakelijk belang gesteld boven het belang van klagers door in de dagvaarding een onjuiste voorstelling van zaken te geven en door deze, door de overbetekening, ter kennis van [betrokkene] te brengen, met het gevolg dat de belangen van klagers in de aanhangige procedure tegen [betrokkene] zijn geschaad.

  6. De beoordeling

    De raad beoordeelt de klachten als volgt.

    Klachtonderdeel 1

    (…)

    5.5 De klachtonderdelen 1.2, 1.3 en 1.4 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Gegeven het besluit van verweerder sub 1 om voor klagers te blijven optreden, is de raad van oordeel dat verweerder sub 1 bij zijn cliënten en de mediator zorgvuldig de stand van zaken met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst had dienen na te gaan. Had hij dat gedaan dan had eerder kunnen blijken dat er bij de mediator twee, weliswaar door partijen afzonderlijk van elkaar, ondertekende exemplaren van de vaststellingsovereenkomst voor handen waren. In ieder geval had hij zodra hij kennis nam van het bericht van de mediator van 15 februari 2004 dat hij twee exemplaren van de vaststellingsovereenkomst in zijn bezit had, één ondertekend door klager en één ondertekend door de gebroeders [betrokkene], maatregelen moeten nemen. Hij had in rechte, dat wil zeggen in de op dat moment nog aanhangige procedure bij de rechtbank Arnhem als in het appel van de beslissing van de rechtbank in Zwolle, een beroep op die vaststellingsovereenkomst moeten doen. Hij had voorts de kansen om in kort geding nakoming van de vaststellingsovereenkomst af te dwingen moeten onderzoeken en daarover aan klagers moeten adviseren. Dat de mediator vanuit de optiek van mediation tot de conclusie was gekomen dat deze niet was geslaagd, had verweerder sub 1 van dat laatste niet mogen weerhouden. Verweerder sub 1 had vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid van advocaat de juridische positie van klager moeten beoordelen en het nodige in het werk moeten stellen om die positie veilig te stellen. Een en ander klemt te meer nu verweerder sub 1 bij herhaling te kennen heeft gegeven aan klagers dat hij van oordeel was dat tussen de partijen bij de vaststellingsovereenkomst overeenstemming was bereikt. (…)

    Klachtonderdeel 4

    5.8 Aangenomen moet worden dat wanneer verweerder sub 1 in januari 2004 conform het bepaalde in regel 11Gedragsregels 1992 zou hebben gehandeld, hij alleen zijn dienstverlening zou hebben kunnen voortzetten wanneer hij en klagers volledige duidelijkheid zouden hebben bereikt ook over de financiële aspecten ervan. Dat is niet het geval geweest. (…)

    Klachtonderdeel 5

    (…)

    5.10 Met betrekking tot het tweede onderdeel is de raad van oordeel dat verweerders met het leggen van derdenbeslag onder de gebroeders [betrokkene] en de overbetekening van de incassodagvaarding onbetamelijk jegens klagers hebben gehandeld. Zij hadden zich dienen te realiseren dat zij de tegenpartij van hun ex-cliënt niet, althans niet in die mate, in diens keuken hadden mogen laten kijken. (…)

    2.4. Naar aanleiding van het door [mr. 2] ingestelde hoger beroep ([mr. 1] was inmiddels overleden) heeft het Hof van Discipline op 9 januari 2009 vervolgens overwogen:

    5.1 Op goede gronden is de raad tot het oordeel gekomen dat verweerder sub 2 ([mr. 2], toevoeging rechtbank) met het leggen van derdenbeslag onder en overbetekening van de incassodagvaarding aan de wederpartij onbetamelijk jegens klagers heeft gehandeld. Door de dagvaarding in te richten zoals hij heeft gedaan, heeft verweerder sub 2 naar het oordeel van het hof de geheimhoudingsplicht jegens de voormalige cliënten van zijn kantoor geschonden. Hij heeft immers door overbetekening van de dagvaarding aan de wederpartij verslag gedaan van vertrouwelijke informatie, zoals een inschatting van de kans van slagen van de procedure(s) tegen de wederpartij en de wijze waarop verweerder sub 1 ([mr. 1], toevoeging rechtbank) stelt klagers te hebben geadviseerd. Anders dan door verweerder sub 2 en zijn raadsvrouwe ter zitting is betoogd valt in de klacht wel degelijk een beroep op schending van de geheimhoudingsverplichting te lezen.

    Verweerder sub 2 had bij het opstellen van de incassodagvaarding voorts rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de inhoud daarvan de positie van klagers in de nog lopende procedures tegen de wederpartij zou kunnen schaden. Het is naar het oordeel van het hof onbetamelijk dat verweerder sub 2 aan dit risico geen enkele aandacht heeft besteed. Of en in hoeverre de procespositie van klagers door de inhoud van de incassodagvaarding daadwerkelijk is geschaad, is daarbij niet van belang. (…)

    5.4 Met inachtneming van het voorgaande is de raad terecht tot het oordeel gekomen dat de klacht tegen verweerder sub 2 gegrond is. De opgelegde maatregel is daarbij passend en geboden. In zoverre wordt de beslissing van de raad bekrachtigd. De uitspraak van de raad dat verweerder sub 2 jegens klagers niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, zal worden vernietigd, nu verweerder sub 2 klagers geen rechtshulp heeft verleend, doch slechts doende is geweest met het incasseren van de declaraties van verweerder sub 1 aan klagers.

    2.5. [eiseres in conventie / verweerster in reconventie] is tegen [gedaagde in conventie] c.s. alsmede tegen de heer [gedaagde in conventie] een procedure gestart bij de rechtbank Almelo in verband met openstaande facturen voor verrichte werkzaamheden. De vorderingen van [eiseres in conventie / verweerster in reconventie] strekten tot het verkrijgen van verklaringen voor recht onder meer met betrekking tot beroepsfouten die niet zouden zijn gemaakt en tot voorschotbetalingen. Bij vonnis...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT