Voorlopige voorziening van Rechtbank Zwolle, Sector kanton, 22 de Marzo de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 22 de Marzo de 2012 |
Uitgevende instantie: | Sector kanton |
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 595732 VV EXPL 12-21
datum : 22 maart 2012
Vonnis in het kort geding van:
-
de vennootschap onder firma [EISENDE PARTIJ 1],
en haar vennoten
-
[EISENDE PARTIJ 2],
-
[EISENDE PARTIJ 3],
-
[EISENDE PARTIJ 4],
gevestigd, respectievelijk wonende te [vestigingsplaats],
eisende partij, verder te noemen [eisende partij] in enkelvoud,
gemachtigde mr. M.G.I.W Teunis, advocaat te Zwolle,
tegen
de naamloze vennootschap [GEDAAGDE PARTIJ] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde, verder te noemen [gedaagde partij],
procederend zonder gemachtigde.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 23 februari 2012 met producties, houdende een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening;
- het verweer zoals ter zitting gevoerd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2012.
Verschenen zijn:
- [eisende partij], vertegenwoordigd door de vennoten en bijgestaan door mr. Teunis, voornoemd,
- [gedaagde partij], vertegenwoordigd door mr. [H], bedrijfsjurist en [G],
portefeuillemanager winkels.
Het geschil
[eisende partij] vordert om
-
a.[gedaagde partij] te verbieden uitvoering te geven aan de door haar gesloten huurovereenkomst met
[AK], en/of [gedaagde partij] te gebieden er zorg voor te dragen dat [AK] niet haar
intrek neemt in enige winkelruimte in het winkelcentrum [X], een en ander op
straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
-
[gedaagde partij] te gebieden zich te houden aan het met [eisende partij] gesloten exclusiviteitsbeding, een en
ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
-
-
[gedaagde partij] te verbieden enige winkelruimte in het winkelcentrum [X] te verhuren in
strijd met het met [eisende partij] overeengekomen exclusiviteitsbeding, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag.
[gedaagde partij] voert verweer.
Op de standpunten van partijen zal hierna voor zover nodig worden ingegaan.
De beoordeling
-
-
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a.
[eisende partij] heeft ingaande 1 juli 2002 van [gedaagde partij] een winkelruimte gehuurd aan de [adres], in het winkelcentrum [X], met een bruto vloeroppervlak van 120 m², en zij exploiteerde daar een kapsalon. De huurovereenkomst is aangegaan voor vijf jaar en is per 1 juli 2007 voortgezet met twee optieperioden van telkens vijf jaar.
b.
Met het oog op de voorgenomen herontwikkeling van het winkelcentrum heeft [gedaagde partij] om fiscale redenen Winkelcentrum [X] B.V. (verder: [GEDAAGDE PARTIJ]) opgericht en zij is daarvan steeds de enige aandeelhouder geweest. Op 21 november 2006 heeft [gedaagde partij] het bestaande winkelcentrum aan [GEDAAGDE PARTIJ] verkocht en geleverd. [GEDAAGDE PARTIJ] had tot taak om voor eigen rekening en risico tot de herontwikkeling van het winkelcentrum over te gaan, waarna het eindresultaat als turnkey project aan [gedaagde partij] zou worden overgedragen. De feitelijke herontwikkeling is door [GEDAAGDE PARTIJ] in handen gegeven van Provastgoed Nederland B.V. (verder: Provast). Provast is van 23 december 2005 tot 16 december 2010 bestuurder geweest van [GEDAAGDE PARTIJ]. Na realisering van de herontwikkeling is de eigendom van het winkelcentrum op 30 december 2010 weer volledig overgedragen aan [gedaagde partij]. Vanaf 1 april 2011 treedt [gedaagde partij] jegens de gebruikers van de winkelruimten ook weer als verhuurder op.
c
In het kader van de voorgenomen herontwikkeling is [eisende partij] benaderd door een vertegenwoordiger van Provast om te inventariseren of er bij [eisende partij] behoefte was om, dan wel bereidheid bestond tot het huren van een grotere winkelruimte in het nieuwe winkelcentrum. [eisende partij] heeft daartoe besloten.
d.
Als resultaat van het overleg is bij brief van 29 oktober 2007 door Provastgoed aan [eisende partij] een huuraanbieding voor een winkelunit gedaan. In dat aanbod staat als verhuurder vermeld: “Provastgoed Nederland B.V./[gedaagde partij] N.V. h.o.d.n. [GEDAAGDE PARTIJ] B.V.”
In het aanbod is de volgende clausule opgenomen:“In de branchering van het winkelcentrum [X] is slechts plaats voor één dames- en herenkapper/kapsalon. Deze branche zal worden ingevuld door [eisende partij] Intercoiffure. Provastgoed zal in het...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT