Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Haarlem, 12 de Abril de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Abril de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Haarlem

RECHTBANK HAARLEM

Sector strafrecht

Locatie Schiphol

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/800079-12

Uitspraakdatum: 12 april 2012

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 maart 2012 in de zaak tegen:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Suriname),

wonende te [adres],

thans gedetineerd in Detentiecentrum (Huis van Bewaring) Schiphol Oost.

  1. Tenlastelegging

    Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

    zij op of omstreeks 21 januari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

  2. Voorvragen

    De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

  3. Vordering van de officier van justitie

    De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

  4. Bewijs

    4.1 Partiële vrijspraak (ten aanzien van het medeplegen)

    Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Voor het medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, zijnde drie zussen. Hoewel uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] weliswaar kan worden aangenomen dat verdachten op de dag van hun vertrek naar Nederland van elkaar te weten zijn gekomen dat zij alle drie verdovende middelen hadden ingenomen teneinde deze in te voeren, is niet gebleken van een intensieve en dus nauwe samenwerking tussen verdachten met betrekking tot die invoer. De rechtbank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT