Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Hertogenbosch, 8 de Mayo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Hertogenbosch

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 09/1512

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 mei 2012 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),

te Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2008 heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Werkloosheidswet (WW) met ingang van 31 januari 2005 herzien. In dit besluit heeft verweerder voorts de over de periode van 31 januari 2005 tot en met 4 december 2005 onverschuldigd betaalde uitkering ter hoogte van € 7.605,30 van eiseres teruggevorderd.

Bij besluit van 7 januari 2009 heeft verweerder de WW-uitkering van eiseres met ingang van 3 januari 2005 herzien. Bij besluit van 22 januari 2009 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 836.

Het door eiseres tegen voormelde besluiten gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit op bezwaar van 19 maart 2009 ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2010. Eiseres is verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde L. Den Hartog.

De rechtbank heeft ingevolge artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek ter zitting geschorst.

Bij besluit op bezwaar van 4 april 2011 heeft verweerder het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verweerder heeft daarin bepaald dat de WW-uitkering van eiseres over de periode van 3 januari 2005 tot en met 3 oktober 2005 wordt herzien en het over deze periode onverschuldigd aan eiseres betaalde bedrag van € 6.166,59 wordt teruggevorderd. Voorts heeft verweerder daarbij bepaald dat de boete € 620 bedraagt.

Het besluit op bezwaar van 4 april 2011 wordt door de rechtbank aangemerkt als besluit in de zin van artikel 6:18 van de Awb. Het besluit komt immers niet geheel tegemoet aan het beroep van eiser. Het beroep wordt daarom geacht mede tegen dit besluit te zijn gericht.

Op 14 februari 2012 heeft een tweede zitting plaatsgevonden, waar eiseres is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde drs. C.L. Schuren.

Overwegingen

  1. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat het primaire besluit van 7 januari 2009 uitsluitend de herziening van de WW-uitkering van eiseres met ingang van 3 januari 2005 betreft. De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat dit besluit niet tevens de terugvordering van de WW-uitkering betreft, nu daarin als onderwerp ‘herziening WW-uitkering’ staat vermeld en bovendien wordt medegedeeld dat eiseres over de terugvordering een aparte brief ontvangt. Naar de rechtbank begrijpt is de in het besluit van 7 januari 2009 genoemde aparte brief ten aanzien van de terugvordering echter nooit verzonden. Wel is door eiseres zowel tegen de herziening als tegen de terugvordering bezwaar gemaakt en heeft verweerder bij besluit op bezwaar van 19 maart 2009 ook ten aanzien van zowel de herziening als de terugvordering beslist. Ook het besluit op bezwaar van 4 april 2011 betreft mede de terugvordering van de met ingang van 3 januari 2005 herziene WW-uitkering. De rechtbank zal daarom, uit praktische overwegingen, na het voorgaande met partijen ter zitting hebben besproken, de beslissing op bezwaar van 19 maart 2009 aanmerken als de primaire beslissing en het besluit op bezwaar van 4 april 2011 als de beslissing op bezwaar ten aanzien van de terugvordering. De rechtbank concludeert, gelet daarop, dat eiseres door het niet verzenden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT