Voorlopige voorziening van Council of State (Netherlands), Amsterdam, 16 de Mayo de 2012

Datum uitspraak16 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Amsterdam

201203412/2/V1.

Datum uitspraak: 16 mei 2012

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (hierna: de minister),

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 9 maart 2012 in zaak nrs. 12/00067 en 12/00073 in de gedingen tussen:

(-) en (-)

en

de minister.

  1. Procesverloop

    Bij besluiten van 11 februari 2009 en 28 september 2011 heeft de staatsecretaris van Justitie, respectievelijk de minister voor Immigratie en Asiel verzoeken van de vreemdelingen om met toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat uitzetting achterwege blijft afgewezen.

    Bij onderscheiden besluiten van 21 december 2011 heeft de minister voor Immigratie en Asiel de daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

    Bij uitspraak van 9 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister binnen tien weken na verzending van de uitspraak nieuwe besluiten op de gemaakte bezwaren neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

    Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 april 2012, hoger beroep ingesteld.

    Voorts heeft de minister de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

    De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

  2. Overwegingen

    2.1. De vreemdelingen betogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat – samengevat weergegeven – de beweerdelijk gemachtigde van de minister geen deugdelijke volmacht heeft om namens de minister rechtsmiddelen aan te wenden.

    2.2. In dit geval heeft een senior-procesvertegenwoordiger van de Directie Procesvertegenwoordiging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst het hoger beroep namens de minister ingesteld, alsmede het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter bestaat geen grond voor het oordeel dat deze functionaris daartoe niet bevoegd was.

    2.3. Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT