Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Groningen, 21 de Mayo de 2012
Datum uitspraak | 21 de Mayo de 2012 |
Uitgevende instantie: | Groningen |
201201499/1/V1.
Datum uitspraak: 21 mei 2012
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
(-) (hierna: de vreemdeling),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 13 januari 2012 in zaak nr. 10/38086 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister).
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2010 heeft de minister van Justitie een verzoek van de vreemdeling om op voet van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) te bepalen dat uitzetting achterwege blijft, afgewezen.
Bij besluit van 6 oktober 2010 heeft de minister van Justitie het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 januari 2012, verzonden op 16 januari 2012, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 8 februari 2012, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Onder de minister wordt tevens verstaan: diens rechtvoorganger.
2.2. In de grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2008 in zaak nr. 200803012/1 (www.raadvanstate.nl) heeft overwogen dat hij geen belang bij het door hem ingestelde beroep meer heeft, nu artikel 64 van de Vw 2000 er slechts toe strekt de uitzetting en de vertrekplicht op te schorten en hij gelet op een op 7 september 2010 door de president van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens getroffen interim measure ingevolge artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw 2000, rechtmatig verblijf heeft. Hiertoe voert de vreemdeling met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juli 2010 in zaak nr. 201000724/1/V3 (www.raadvanstate.nl) aan dat de rechtbank heeft miskend dat het door hem ingestelde beroep ertoe zou kunnen leiden dat Nederland ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT