Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 1 de Junio de 2012

Datum uitspraak 1 de Junio de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

1 juni 2012

Eerste Kamer

10/05322

EV/IF

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

  1. IF SKADEFÖRSÄKRING AB, tevens handelende onder de naam IF P&C Insurance LTD,

    gevestigd te Stockholm, Zweden,

  2. SIF LTD,

    gevestigd te Hafnarfjördur, IJsland,

    EISERESSEN tot cassatie,

    advocaat: mr. J.P. Heering,

    t e g e n

    EIMSKIPAFELAG ISLANDS EHF,

    gevestigd te Reykjavik, IJsland,

    VERWEERSTER in cassatie,

    niet verschenen.

    Eiseressen zullen hierna ook worden aangeduid als IF en SIF en verweerster als Eimskip.

  3. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. het vonnis in de zaak 231066/HA ZA 05-124 van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2007;

    2. het arrest in de zaak 105.006.644 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juni 2010.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  4. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof hebben IF en SIF beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Tegen Eimskip is verstek verleend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping.

    De advocaat van IF en SIF heeft bij brief van 23 februari 2012 op die conclusie gereageerd.

  5. Beoordeling van het middel

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) Op 12 november 2003 heeft SIF opdracht gegeven aan Eimskip tot vervoer van een container gezouten vis van Reykjavik naar Rotterdam met het zeeschip "Goðafoss" en vandaar naar een eindbestemming te Napels. Op het vervoer zijn de door Eimskip gehanteerde "Terms and conditions for transport" van toepassing.

    (ii) Eimskip heeft voor dit vervoer een Non-Negotiable Sea Waybill for Combined Transport or Port to Port Shipment afgegeven. Dit CT-document noemt SIF als shipper, de afnemer te Napels als consignee, Reykjavik als Port of Loading, Rotterdam als Port of Discharge en Napels als Place of Delivery. De transportmodaliteit voor het traject van Rotterdam naar Napels is niet vermeld. Feitelijk vond dit transport plaats over de weg door een chauffeur van de door Eimskip ingeschakelde Napolitaanse vervoerder Del Vecchio S.r.L. De zending is niet bij de geadresseerde afgeleverd en is ook niet teruggevonden.

    De chauffeur zou onderweg zijn overvallen en van de lading zijn beroofd.

    3.2.1 SIF en haar goederentransportverzekeraar IF stellen schade te hebben geleden ten belope van het aan de geadresseerde in rekening gebrachte bedrag van € 134.628,--. Zij vorderen op de voet van art. 17 lid 1 CMR dat Eimskip wordt veroordeeld tot vergoeding van deze schade. Zij baseren de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op art. 31 lid 1, aanhef en onder b, CMR, stellende dat Rotterdam de in deze bepaling bedoelde "plaats van inontvangstneming der goederen" is.

    Eimskip heeft bij incidentele conclusie gevorderd dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart.

    Zij beroept zich daarvoor op de forumkeuzeclausule uit de toepasselijke "Terms and conditions for transport", die als volgt luidt:

    "26. Jurisdiction and Law:

    Except as provided in Clause 24 (USA Clause paramount) the contract evidenced by this Bill of Lading shall be governed by the law of Iceland and any dispute arising hereunder shall be determined by the Icelandic Courts according to Icelandic law to the exclusion of the jurisdiction of the courts of any other country".

    3.2.2 De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard tot kennisneming van het geschil. Zij overwoog dat het CMR-Verdrag van toepassing is op het wegvervoer van Rotterdam naar Napels en dat onder "plaats van inontvangstneming der goederen" moet worden verstaan de plaats waar Eimskip, dan wel de door haar ingeschakelde hulppersoon, de container ten vervoer over de weg in ontvangst heeft genomen. Nu het CMR-Verdrag van toepassing is, is de forumkeuzeclausule ingevolge art. 31 CMR-Verdrag nietig.

    3.2.3 Het hof heeft dit vonnis vernietigd en geoordeeld dat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid heeft om van het geschil kennis te nemen. Volgens het hof is het CMR-Verdrag niet van toepassing op het onderhavige vervoer, zodat de forumkeuzeclausule niet wegens strijd met dat verdrag nietig is. Het hof beriep zich op de bewoordingen waarin art. 1 van het CMR-Verdrag is gesteld, de regeling van art. 2 van de CMR, het ondertekeningsprotocol, de uitspraak van het Bundesgerichtshof van 17 juli 2008, I ZR 181/05 in samenhang met de uitlegvoorschriften van het Weens Verdragenverdrag en het onderwerp en doel van het CMR-Verdrag, alsmede op de wenselijkheid van een uniforme verdragsuitleg in het belang van het internationale handelsverkeer. Aan deze argumenten wordt volgens het hof onvoldoende afbreuk gedaan door de omstandigheid dat het Engelse Court of Appeal in een uitspraak van 27 maart 2002, 2 Lloyds Rep. 25, anders heeft geoordeeld, mede omdat in deze uitspraak wordt verwezen naar uitspraken waaruit de autonome toepasselijkheid van de CMR op multimodaal vervoer niet onmiskenbaar volgt. Voorts is van belang dat in Nederland niet van een heersende leer kan worden gesproken die zich voorstander toont van autonome toepasselijkheid van de CMR op internationaal wegtransport als onderdeel van multimodaal vervoer; hetzelfde geldt voor de andere verdragsstaten.

    Ten slotte kleven praktische bezwaren aan autonome toepasselijkheid van de CMR op multimodale contracten, juist ook vanwege de bevoegdheidsregeling in dat verdrag.

    3.3 Het hiertegen gerichte middel stelt in de kern twee vragen aan de orde: of het CMR-Verdrag in het algemeen van toepassing is op multimodaal vervoer dat niet betreft het zogeheten stapelvervoer en, bij ontkennende beantwoording daarvan, of dat wél het geval is indien de schade aan de lading is ontstaan tijdens het vervoer over de weg.

    3.4.1 Voor de beantwoording van de eerste vraag is van belang dat art. 1 lid 4 CMR:

    4. Dit Verdrag is niet van toepassing:

    a. op vervoer, bewerkstelligd overeenkomstig internationale postovereenkomsten,

    b. op vervoer van lijken,

    c. op verhuizingen.

    een drietal vormen van vervoer vermeldt waarop het Verdrag niet van toepassing is; daartoe behoort niet het multimodale vervoer. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat het CMR-Verdrag ook op deze vorm van vervoer van toepassing is. Het ondertekeningsprotocol bij het CMR-Verdrag bevat immers onder meer de volgende passage:

    "Op het tijdstip van ondertekening van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, zijn de ondergetekenden, behoorlijk gevolmachtigd, de volgende verklaring en precisering overeengekomen:

  6. (...)

  7. Ad artikel 1, vierde lid: De ondergetekenden verbinden zich te onderhandelen over verdragen nopens de overeenkomst tot verhuizing en de overeenkomst tot gecombineerd vervoer.'

    De omstandigheid dat de verdragsluitende partijen zich uitdrukkelijk hebben verbonden te onderhandelen over verdragen nopens de overeenkomst tot gecombineerd (multimodaal) vervoer, impliceert in elk geval dat dit Verdrag volgens de verdragsluitende partijen niet in alle opzichten een passende regeling bevat voor deze vorm van vervoer, en kan zelfs ook aldus worden uitgelegd dat die partijen hebben bedoeld dat het multimodale vervoer in zijn algemeenheid niet binnen het toepassingsgebied van het CMR-Verdrag valt.

    3.4.2 Met deze laatstbedoelde uitleg strookt het bepaalde in art. 2 lid 1 CMR, dat juist erop wijst dat multimodale vervoerovereenkomsten niet binnen het toepassingsgebied van het CMR-Verdrag vallen. Het artikellid luidt, voor zover van belang, als volgt:

    "1. Wanneer het voertuig, waarin de goederen zich bevinden, over een gedeelte van het traject wordt vervoerd over zee, per spoor, over de binnenwateren of door de lucht, zonder dat de goederen - behoudens ter toepassing van de bepalingen van artikel 14 - uit dat voertuig worden gehaald, blijft dit Verdrag niettemin van toepassing op het gehele vervoer. (...)".

    De omstandigheid dat deze bepaling het stapelvervoer uitdrukkelijk binnen het toepassingsgebied van het CMR-Verdrag brengt terwijl dit een vorm van multimodaal vervoer is, wijst - evenals het ondertekeningsprotocol - erop dat het multimodale vervoer in zijn algemeenheid niet binnen het toepassingsgebied van dit Verdrag valt.

    3.4.3 Ontkennende beantwoording van de eerste hiervoor in 3.2 vermelde vraag strookt met de door het hof aangehaalde uitspraak van het Bundesgerichtshof van 17 juli 2008. Het belang van het internationale handelsverkeer is gediend met een uniforme verdragsuitleg, zodat ook het bestaan van deze uitspraak als argument kan dienen voor een ontkennend antwoord op die vraag. In dit verband verdient nog opmerking dat het Engelse Court of Appeal (in de hiervoor in 3.2.3 aangehaalde uitspraak) weliswaar anders heeft geoordeeld, maar dat aan dat oordeel minder gewicht toekomt op de door het hof genoemde gronden.

    3.4.4 Alles afwegend is de Hoge Raad van oordeel dat moet worden aanvaard dat het CMR-Verdrag in het algemeen niet van toepassing is op multimodaal vervoer dat geen stapelvervoer betreft.

    3.5.1 Wat betreft de tweede hiervoor in 3.3 geformuleerde vraag geldt dat de formulering van art. 1 lid 1 CMR:

    "1. Dit Verdrag is van toepassing op iedere overeenkomst onder bezwarende titel voor het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen, wanneer de plaats van inontvangstneming der goederen en de plaats bestemd voor de aflevering, zoals deze zijn aangegeven in de overeenkomst, gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan tenminste één een bij het Verdrag partij zijnd land is, ongeacht de woonplaats en de nationaliteit van partijen."

    een aanwijzing bevat in de richting van een bevestigend antwoord daarvan. Dit eerste lid verklaart het Verdrag immers, onder de daarin nader aangegeven voorwaarden, van toepassing op iedere overeenkomst onder bezwarende titel voor het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen. Dit argument geeft echter niet de doorslag, reeds omdat de tekst van een verdrag slechts een van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT