Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Amsterdam, 7 de Mayo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 12/6007

V-nr.: 915.000.4013

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker],

geboren op [1985], van Turkse nationaliteit, verzoeker,

gemachtigde: mr. B. Aydin, advocaat te Amsterdam,

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

verweerder,

gemachtigde: mr. C.J. Tromp, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2012 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning met als doel ‘verrichten van arbeid als zelfstandige’ afgewezen. Bij bezwaarschrift van 20 februari 2012 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Bij brief van 20 februari 2012 heeft verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2012. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

  1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Daarbij kan een rol spelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.

  2. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen omdat de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) op basis van het door verzoeker overgelegde ondernemingsplan geen advies kan uitbrengen met betrekking tot de vraag of met de werkzaamheden van verzoeker een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Daartoe heeft verweerder overwogen dat het door verzoeker overgelegde ondernemingsplan niet met objectief verifieerbare bewijsstukken is onderbouwd op een wijze als vermeld in de brief van 17 januari 2012. Zo ontbreekt een deugdelijke, op de doelgroep van verzoeker toegespitste marktanalyse. Verder worden in de financiële paragraaf weliswaar cijfers en bedragen genoemd, doch onderliggende stukken ter onderbouwing van de cijfers en bedragen zijn niet overgelegd dan wel met een begin van bewijs aangetoond.

  3. Verzoeker heeft aangevoerd dat het tegen het besluit gemaakte bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Hij stelt zich daartoe op het standpunt dat het huidige toelatingsbeleid ten aanzien van Turkse zelfstandigen in strijd is met de standstillbepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol van 23 november 1970 bij de Associatieovereenkomst tussen de EEG en Turkije (Aanvullend Protocol), omdat het strenger is dan op het moment van inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol dan wel in de periode na de afschaffing van het puntensysteem. Verweerder heeft immers geconcludeerd dat met de door verzoeker voorgenomen werkzaamheden geen wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend, zonder dat hij het door verzoeker overgelegde ondernemingsplan heeft voorgelegd aan de minister voor EL&I. Verweerder heeft daarnaast niet gemotiveerd waarom het ondernemingsplan als summier is aangemerkt en waarom nog aparte cijfers van een deskundige nodig zijn. Door verweerder worden exact dezelfde gegevens opgevraagd als ten tijde van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT