Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Rotterdam, 16 de Mayo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 356374 / HA ZA 10-1846

Vonnis van 16 mei 2012

in de zaak van

DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/RIJNMOND,

gevestigd te Rotterdam,

eiser,

advocaat mr. J.C.G. Vestjens,

tegen

  1. [gedaagde 1],

    wonende te Azar (Azerbeidjan),

    gedaagde,

    niet verschenen,

  2. [gedaagde 2],

    wonende te Baku (Azerbeidjan),

    gedaagde,

    niet verschenen,

  3. [gedaagde 3],

    wonende te Vlaardingen,

    gedaagde,

    advocaat mr. P.A.R. Dijkers.

    in welke zaak is tussen gekomen

    DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),

    gevestigd te Den Haag,

    eiser,

    advocaat: mr. W.B. Gaasbeek.

  4. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - tussenvonnis in incident van 5 januari 2011 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;

    - conclusie van antwoord, met producties;

    - conclusie van repliek van de Ontvanger, met producties;

    - conclusie van repliek/vermeerdering en wijziging van eis van de Staat, met producties;

    - exploot van betekening van 22 juli 2011 van de Staat aan gedaagden 1 en 2;

    - conclusie van dupliek jegens de Ontvanger;

    - conclusie van dupliek jegens de Staat, met producties;

    - akte uitlating producties van de Staat.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald, aanvankelijk voor 21 maart 2012.

  5. De feiten

    2.1. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gehuwd.

    2.2. [gedaagde 3] is de broer van [gedaagde 1].

    2.3. [gedaagde 3] exploiteert de onderneming Enjoy Automaten B.V. Blijkens zijn belastingaangiften over de jaren 2002 tot en met 2005 heeft [gedaagde 3] in die periode een inkomen van (afgerond) € 19.000 netto per jaar gegenereerd.

    2.4. Ten behoeve van de financiering van zijn woning heeft [gedaagde 3] in 2003 bij ASR Bank een hypothecaire lening van ruim € 166.000 afgesloten. Tot aan zijn laatst bekende belastingaangifte (over 2005) had hij op die lening nog niet afgelost.

    2.5. In de periode van 2002 tot juli 2007 heeft [gedaagde 1] zich, met medeweten en deels ook medewerking van [gedaagde 2], op grote schaal bezig gehouden met de handel in cocaïne en XTC.

    2.6. In mei/juli 2006 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten ter zake de koop van een perceel grond en de bouw van een nieuwe woning (hierna: de onroerende zaak). De prijs voor een en ander bedroeg, na meerwerk, ruim

    € 640.000.

    2.7. Op 30 oktober 2006 is een notariële akte tot stand gekomen ter zake de vestiging van een hypotheekrecht op het pand. [gedaagde 3] trad op als schuldeiser, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als schuldenaren. Blijkens de akte strekt de hypotheek tot zekerheid voor een door [gedaagde 3] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 14 september 2006 verstrekte lening van

    € 600.000 (hierna: de overeenkomst).

    2.8. Op 10 juli 2007 zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangehouden in verband met hun in 2.5 bedoelde activiteiten.

    2.9. Op 30 oktober 2007 heeft de Officier van Justitie op grond van artikel 94a Sv conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak.

    2.10. Bij vonnis van 12 februari 2009 heeft deze rechtbank (sector strafrecht) [gedaagde 1] voor de in 2.5 bedoelde activiteiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Tegen dit vonnis zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Op 12 februari 2009 is ook [gedaagde 2] veroordeeld, en wel tot een gevangenisstraf van 225 dagen en een werkstraf van 180 uur. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag de gevangenisstraf verminderd tot 180 dagen. Voor het overige is het vonnis van de rechtbank in stand gelaten.

    2.11. Omdat [gedaagde 1] naar het oordeel van de Ontvanger uit zijn drugshandel aanzienlijke inkomsten heeft gegenereerd en hij deze inkomsten niet in zijn belastingaangiften heeft verantwoord, heeft de Ontvanger hem navorderingsaanslagen opgelegd van ruim € 3 miljoen. Vervolgens heeft de Ontvanger ter zake dwangbevelen uitgevaardigd en executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak.

  6. Het geschil

    3.1. De Ontvanger vordert, samengevat,

    i. veroordeling van [gedaagde 3] om te dulden dat de Ontvanger de op de onroerende zaak gelegde executoriale zaken (de rechtbank begrijpt: beslagen) vervolgt en dat hij deze zaak uitwint voor de belastingschulden van [gedaagde 1] zonder dat [gedaagde 3] uit de opbrengst wordt voldaan;

    ii. veroordeling van [gedaagde 3] om de hypothecaire inschrijving op het pand te doen doorhalen, op straffe van een dwangsom;

    iii. de Ontvanger te machtigen die hypothecaire inschrijving te doen doorhalen;

    iv. veroordeling van [gedaagde 3] in de proceskosten.

    3.2. De Staat vordert, samengevat en na wijziging van eis,

    i. primair te verklaren voor recht dat de overeenkomst en het daaraan verbonden hypotheekrecht op het pand nietig zijn, dan wel het beroep op nietigheid van de Staat te honoreren, dan wel [gedaagde 3] te veroordelen om te dulden dat de Staat de onroerende zaak uitwint zodra het door hem gelegde conservatoire beslag executoriaal is geworden zonder dat [gedaagde 3] uit de opbrengst wordt voldaan;

    ii. subsidiair te vernietigen het samenstel van rechtshandelingen die hebben geleid tot de vestiging van het hypotheekrecht op de onroerende zaak;

    iii. meer subsidiair te honoreren het beroep op vernietiging door de Staat van dit samenstel van rechtshandelingen op grond van artikel 94d Sv jo. 3:45 BW;

    iv. in alle gevallen [gedaagde 3] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een verklaring van waardeloosheid aan de Staat af te geven;

    v. dan wel de inschrijving van het hypotheekrecht op de onroerende zaak waardeloos te verklaren;

    vi. veroordeling van [gedaagde 3] in de proceskosten.

    3.3. [gedaagde 3] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de Ontvanger en de Staat in de proceskosten.

  7. De beoordeling

    4.1. Voor zijn vorderingen voert de Ontvanger een primaire en een subsidiaire grondslag aan. Primair stelt hij zich op het standpunt dat in werkelijkheid geen sprake is van een geldlening tussen [gedaagde 3] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds. Dat betekent, aldus de Ontvanger, dat ook geen sprake is van een hypotheekrecht. Een hypotheekrecht is immers afhankelijk van de lening tot zekerheid waarvan de hypotheek is gevestigd, aldus de Ontvanger. Subsidiair meent de Ontvanger dat [gedaagde 3] samen met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] paulianeus hebben gehandeld door het aangaan van de lening en het vestigen van de hypotheek.

    4.2. Aan deze standpunten legt de Ontvanger de volgende stellingen ten grondslag.

    i. [gedaagde 2] heeft tegenover de politie verklaard dat het pand “natuurlijk” betaald is met geld dat [gedaagde 1] met de drugshandel had verdiend.

    ii. Dat ligt ook voor de hand, omdat uit onderzoek van de Ontvanger is gebleken dat [gedaagde 1] in de jaren 2002-2007 ruim € 5,2 miljoen met de drugshandel heeft verdiend (productie 3 dagvaarding).

    iii. Een andere verklaring voor het aangaan door [gedaagde 1] van een hypothecaire lening, bijvoorbeeld het kunnen aftrekken van de rente, is niet gebleken; hij heeft namelijk geen rente in aftrek gebracht.

    iv. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de drugshandel veel contant geld omgaat.

    v. De inkomsten van [gedaagde 3] zelf zijn daarentegen, in verhouding tot de hoogte van de hypotheek en de inkomsten van [gedaagde 1], verwaarloosbaar laag (zie 2.3).

    vi. Uit analyse van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT