Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 23 de Noviembre de 2012

Datum uitspraak23 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

23 november 2012

nr. 11/03891

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juli 2011, nrs. 08/6595 AKW, 08/6082 AKW, 09/216 AKW, 10/2007 AKW, 09/1349 AKW, 09/1350 AKW, 10/335 AKW, 10/336 AKW, 09/6961 AKW, 09/6457 AKW, 10/5251 AKW en 10/5252 AKW, betreffende ten aanzien van X1 te Z, X2 te Z, X3 te Z, X4 te Z, X5 te Z, X6 te Z, X7 te Z, X8 te Z, X9 te Z, X10 te Z en X11 te Z, (hierna gezamenlijk: belanghebbenden) genomen besluiten ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: de AKW).

  1. Het geding in feitelijke instanties

    08/6595 AKW

    Bij besluit van 13 december 2007 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) de door X1 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08-2249) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    08/6082 AKW

    Bij besluit van 22 augustus 2007 heeft de SVB de door X2 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW met ingang van het derde kwartaal van 2006 afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08-2727 AKW) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    09/216 AKW

    Bij besluit van 22 januari 2008 heeft de SVB de door X3 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08-4463) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    10/2007 AKW

    Bij besluit van 19 november 2008 heeft de SVB de door X4 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09-2462) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    09/1349 en 09/1350 AKW

    Bij besluit van 2 juli 2008 heeft de SVB de door X5 en X6 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW afgewezen. Met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht is door hen tegen dit besluit beroep ingesteld.

    De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08-5880) heeft het beroep ongegrond verklaard.

    10/335 en 10/336 AKW

    Bij besluit van 9 september 2008 heeft de SVB de door X7 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW met ingang van het derde kwartaal van 2008 afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij besluit van 9 januari 2009 ongegrond verklaard. Nadien heeft de SVB bij besluit van 13 maart 2009 een nieuw besluit op bezwaar genomen.

    De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 09/696 en AWB 09/1611) heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen het besluit van 9 januari 2009 en ongegrond voor zover het is gericht tegen het besluit van 13 maart 2009.

    09/6961 AKW

    Bij besluit van 10 juli 2008 heeft de SVB de door X8 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW met ingang van het tweede kwartaal van 2007 afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 08/4805 AKW) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    09/6457 AKW

    Bij besluit van 19 december 2008 heeft de SVB de door X9 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 09/1872) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    10/5251 en 10/5252 AKW

    Bij besluit van 6 januari 2010 heeft de SVB de door X10 en X11 ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW afgewezen.

    De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    De Rechtbank te Dordrecht (nrs. AWB 10/847 en AWB 10/848) heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    In alle voornoemde zaken

    Belanghebbenden hebben tegen de hen betreffende uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.

    De Centrale Raad heeft de uitspraken van de Rechtbank vernietigd, de beroepen gegrond verklaard, de besluiten van de SVB vernietigd en bepaald dat de SVB nieuwe besluiten op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in zijn uitspraak is overwogen. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    De SVB heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend.

    De SVB heeft een conclusie van repliek ingediend.

    Belanghebbenden hebben een conclusie van dupliek ingediend.

    De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 16 mei 2012 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep.

    De SVB heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    3.1.1. Belanghebbenden hebben kinderbijslag op grond van de AKW aangevraagd voor hun kinderen.

    3.1.2. Belanghebbenden verbleven in Nederland in de tijdvakken waarop hun aanvragen zien, sommigen al gedurende vele jaren. Enkele belanghebbenden hebben kinderen die in Nederland zijn geboren.

    3.1.3. Geen van de belanghebbenden had in die tijdvakken in Nederland rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw). Sommige belanghebbenden hadden in die tijdvakken wel rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Vw.

    3.1.4. Belanghebbenden hebben op hun aanvragen geen positieve beslissing verkregen en hebben zich uiteindelijk in hoger beroep tot de Centrale Raad gewend.

    3.2. Voor de Centrale Raad was in geschil of uit het internationale recht moet worden afgeleid dat belanghebbenden niet mogen worden uitgesloten van de verzekering voor de AKW op de in artikel 6, lid 2, van de AKW vermelde grond dat zij niet rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e en l, van de Vw.

    3.2.1. In de uitspraak van de Centrale Raad ligt het oordeel besloten dat artikel 6, lid 2, van de AKW onderscheid maakt naar nationaliteit en verblijfsstatus. De Centrale Raad heeft onderzocht of dit onderscheid in de gevallen van belanghebbenden in strijd is met het verbod van discriminatie dat is neergelegd in artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR).

    3.2.2. Naar het oordeel van de Centrale Raad biedt de Wet van 26 maart 1998, Stb. 1998, 203, (hierna: de Koppelingswet) voor het in 3.2.1 bedoelde onderscheid geen rechtvaardiging in gevallen van ouders die met hun kinderen voor de overheid kenbaar al langere tijd in Nederland verblijven, waarvan in ieder geval een zekere tijd, in afwachting van een beslissing op een aanvraag tot verblijf, rechtmatig in de zin van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, van de Vw, en die inmiddels een zodanige band met Nederland hebben opgebouwd dat zij, mede met inachtneming van hetgeen omtrent het woonplaatsbegrip is geoordeeld in de arresten HR 21 januari 2011, nr. 10/00563, LJN BP1466, BNB 2011/98, en HR 4 maart 2011, nr. 10/04026, LJN BP6285, BNB 2011/127, geacht kunnen worden ingezetenen van Nederland te zijn. Ten aanzien van ouders die in dergelijke omstandigheden verkeren en die in de tijdvakken waarop hun aanvragen zien rechtmatig in Nederland verbleven, vormt de algemene uitsluiting van het recht op kinderbijslag op grond van verblijfsstatus naar het oordeel van de Centrale Raad geen evenredig middel om de doelstelling van de Koppelingswet te bereiken.

    3.3.1. Het eerste middelonderdeel bestrijdt het hiervoor in 3.2.1 bedoelde oordeel van de Centrale Raad. Het betoogt dat in artikel 6, lid 2, van de AKW enkel een onderscheid naar verblijfspositie (hierna: verblijfsstatus) is opgenomen en niet een (direct) onderscheid naar nationaliteit. Volgens het middelonderdeel geldt daarom bij de beoordeling of het onderscheid in de gevallen van belanghebbenden in strijd is met het verbod van discriminatie, niet als maatstaf of voor het onderscheid zeer gewichtige redenen bestaan.

    3.3.2. Het tweede en derde middelonderdeel betogen dat de Centrale Raad ten onrechte tot de slotsom is gekomen dat het onderscheid in artikel 6, lid 2, van de AKW in het geval van de door de Centrale Raad aangeduide groep personen geen evenredig middel is om de doelstelling van de Koppelingswet te bereiken.

    3.4.1. De kinderbijslagverzekering valt binnen de reikwijdte van het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven zoals neergelegd in artikel 8 EVRM (zie o.a. EHRM 25 oktober 2005, par. 31, Niedzwiecki/Duitsland, nr. 58453/00, RSV 2006/175, EHRC 2005/121).

    3.4.2. Het genot van het recht op kinderbijslag moet overeenkomstig artikel 14 EVRM door de verdragsluitende staten worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, waaronder begrepen een onderscheid naar nationaliteit (zie bijv. EHRM 22 januari 2008, par. 47-48, E.B./Frankrijk, nr. 43546/02, NJ 2008/456, EHRC 2008/44) en een onderscheid naar verblijfsstatus (zie EHRM 27 september 2011, par. 36 en 45, Bah/Verenigd Koninkrijk nr. 56328/07, EHRC 2011/165). Onder de werking van het Twaalfde Protocol bij het EVRM en artikel 26 IVPBR is een en ander niet anders.

    3.4.3. Het bepaalde in artikel 6, lid 1, aanhef en letter a, van de AKW brengt in samenhang met het bepaalde in het tweede lid van dat artikel mee dat de kring der verzekerden - afgezien van hier niet ter zake doende uitzonderingen - bestaat uit ingezetenen die de Nederlandse nationaliteit hebben of als vreemdeling beschikken over een verblijfstitel in de zin van artikel 8, aanhef...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT