Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, Gravenhage, 12 de Junio de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Junio de 2012
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Utrecht

Sector bestuursrecht

Vreemdelingenkamer

zaaknummer: AWB 11/24363

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [1972], van Dominicaanse nationaliteit, eiser,

gemachtigde: mr. G.G.A.J. Adang, advocaat te Utrecht,

en

de minister voor Immigratie en Asiel, thans de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,

gemachtigde: mr. L. Verheijen.

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser van 16 maart 2010 tot het opheffen van zijn ongewenstverklaring afgewezen.

Bij besluit van 22 juli 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2011. Eiser is niet in persoon verschenen. Hij en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

  1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser en zijn echtgenote, [echtgenote] ([echtgenote]), verblijven in Spanje. [echtgenote] heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiser heeft in Spanje een verblijfsdocument waaruit blijkt dat hij rechtmatig verblijf heeft als gezinslid van een onderdaan van de Europese Unie (EU).

  2. Eiser heeft gesteld dat richtlijn 2004/38 EG (de richtlijn) op [echtgenote], die burger van de Unie is en in Spanje woont, van toepassing is. Nu eiser zich in Spanje bij [echtgenote] heeft gevoegd, is volgens hem de richtlijn ook op hem van toepassing. Eiser heeft er op gewezen dat de Spaanse autoriteiten hebben vastgesteld dat hij een verblijfsrecht heeft op grond van de richtlijn. Eiser heeft gesteld dat hij op grond van artikel 5 van de richtlijn het recht heeft om Nederland in te reizen. Volgens eiser frustreert verweerder door de ongewenstverklaring dit recht en frustreert verweerder door de SIS-signalering zijn vrije verkeer met [echtgenote] in de hele EU. Eiser heeft gesteld dat Nederland op grond van het beginsel van unietrouw medeverantwoordelijk is voor het goed functioneren van het recht op vrij verkeer van allen die onder het toepassingsbereik van de richtlijn vallen. Verweerders stelling dat moet worden gewacht met het toetsen van eisers aanspraken totdat hij zich meldt aan de grens van Nederland heeft volgens eiser geen wettelijke grondslag. Nu [echtgenote] wel direct mag doorreizen, betekent verweerders standpunt een schending van het recht op gezinsleven van beiden, aldus eiser. Eiser heeft gesteld dat verweerder ten onrechte slechts aan het nationale beleid over opheffing van de ongewenstverklaring heeft getoetst. Volgens eiser zijn het Europeesrechtelijk openbare-ordecriterium en de procedurele waarborgen, zoals neergelegd in artikelen 30 en 31 van de richtlijn, van toepassing.

  3. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat Nederland in beginsel uitsluitend verantwoordelijk is voor de effectuering van aanspraken op toelating en verblijf op grond van de richtlijn van vreemdelingen met de nationaliteit van een andere lidstaat en hun familieleden die zich naar Nederland begeven of in Nederland verblijven. Nederland is niet verantwoordelijk voor de effectuering van aanspraken op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT