Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Amsterdam, 10 de Mayo de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak10 de Mayo de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 11/31773

V-nr: 200.609.1904

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser],

geboren [1972], van Afghaanse nationaliteit, eiser,

gemachtigde: mr. A.M. van Eik, advocaat te Amsterdam,

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

verweerder,

gemachtigde: mr. E. de Jong, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2011 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 9 mei 2011 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 30 september 2011 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.

Het onderzoek is ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen tot een oplossing te komen zonder tussenkomst van de rechtbank. Bij faxbericht van 13 maart 2012 en 14 maart 2012 hebben eiser en verweerder de rechtbank laten weten niet onderling tot een oplossing te zijn gekomen. Vervolgens is het onderzoek met toestemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

  1. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser beschikt over een verblijfsvergunning regulier. Eiser voert aan dat hij geen herhaalde asielaanvraag heeft gedaan, maar een verzoek om heroverweging van de beslissing van 27 september 2001, waarin verweerder zijn eerdere asielaanvraag heeft afgewezen omdat er ernstige redenen waren om te veronderstellen dat eiser zich schuldig had gemaakt aan misdrijven of handelingen als bedoeld in artikel 1F van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag). Dit verzoek om heroverweging is volgens eiser louter via de weg van een herhaalde asielaanvraag gegaan, omdat paragraaf C14/4.2 Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 dit voorschrijft.

  2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

    2.1 Op 10 maart 1998 heeft eiser een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling. Deze aanvraag is bij beschikking van 27 september 2001 afgewezen. Bij uitspraak van 6 februari 2004 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, het tegen de voornoemde beschikking door eiser ingediende beroep gegrond verklaard.

    2.2 Bij beschikking van 2 oktober 2007 is de aanvraag van eiser wederom afgewezen. Tevens is eiser ongewenst verklaard. Op 9 oktober 2007 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend, gericht tegen zijn ongewenstverklaring. Op 29 oktober 2007 heeft eiser een beroepschrift ingediend, gericht tegen de afwijzing van zijn aanvraag.

    2.3 Op 6 december 2007 heeft eiser verzocht om herziening van de uitspraak van 6 februari 2004. Bij uitspraak van 11 maart 2008 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, dit verzoek afgewezen.

    2.4 Bij uitspraak van 14 augustus 2008 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, eisers beroep tegen de beschikking van 2 oktober 2007 niet-ontvankelijk verklaard. Op 3 april 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hiertegen door eiser ingediende hoger...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT