Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 13 de Julio de 2012

Datum uitspraak13 de Julio de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

13 juli 2012

Eerste Kamer

12/00617

TT/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De jeugdige],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. M-J.E. de Boorder-Gilsing,

t e g e n

STICHTING BUREAU JEUGDZORG HAAGLANDEN,

gevestigd te Zoetermeer,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen,

e n t e g e n

[De belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

BELANGHEBBENDE in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de jeugdige, Bureau Jeugdzorg en de belanghebbende.

  1. Het geding

    Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. de beschikking in de zaak HR 10/04946 van de Hoge Raad der Nederlanden van 24 juni 2011;

    2. de beschikking in de zaak 200.089.756/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 1 november 2011.

    De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

  2. Het tweede geding in cassatie

    Tegen de beschikking van het hof heeft de jeugdige beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Bureau Jeugdzorg en de belanghebbende hebben geen verweerschrift ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van de middelen

    De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.

    12/00617

    Mr. F.F. Langemeijer

    11 mei 2012

    Conclusie inzake:

    [De jeugdige]

    tegen

    Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden

    Het cassatieberoep betreft een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Voor een ander aspect is de zaak eerder aan de Hoge Raad voorgelegd(1).

  5. De feiten en het procesverloop

    1.1. In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten(2):

    1.1.1. Verzoeker tot cassatie (hierna: de jeugdige) is geboren in 1994. Reeds in 2002 is ten aanzien van hem de diagnose ADHD en oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD) gesteld. Vanaf 2005 is hulpverlening voor hem ingezet. Tussen 2006 en 2008 is hij herhaaldelijk weggestuurd van jeugdzorg- en onderwijsinstituten in verband met bedreigend of gevaarlijk gedrag. Verder is hij meermalen met de politie in contact gekomen en is hem een werkstraf en ITB Criem opgelegd vanwege een bedreiging met een mes.

    1.1.2. Bij onderzoek in 2008 is de jeugdige wederom gediagnosticeerd met ADHD en ODD; voorts is geconstateerd dat hij een ontwikkeling richting antisociale persoonlijkheid vertoonde. In juli 2009 is uit intelligentieonderzoek gebleken dat hij op laag gemiddeld tot zwak begaafd niveau functioneert. Verder is gebleken dat hij problemen heeft met zijn agressieregulatie, een lage frustratietolerantie heeft, weinig tot geen zicht toont op het effect van zijn gedrag en weinig tot geen empathie toont voor de mensen om hem heen. Zijn gewetensontwikkeling is lacunair.

    1.1.3. Sinds 1 april 2008 is de jeugdige onder toezicht gesteld. Op 19 januari 2009 is hij op vrijwillige basis voor dag en nacht opgenomen bij "de Jutters" (een instelling voor jeugd-ggz). Op 8 februari 2009 is het crisisteam van Bureau Jeugdzorg Haaglanden (thans gerekestreerde in cassatie) ingeschakeld na een ernstig fysiek incident, waarbij de jeugdige dreigend was geweest naar de begeleiding en ramen had ingegooid. Na dit incident is hij in een separeercel geplaatst waar hij twaalf dagen heeft doorgebracht in afwachting van de behandeling van een verzoek tot afgifte van een machtiging voor plaatsing in gesloten jeugdzorg.

    1.1.4. Nadat de kinderrechter een daartoe strekkende machtiging had verleend(3), is de jeugdige achtereenvolgens in de volgende instellingen van jeugdzorg geplaatst:

    - van 20 februari 2009 tot 17 maart 2009 in het Jongerenopvangcentrum (JOC) te Amsterdam;

    -van 17 maart 2009 tot 29 mei 2009 in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind;

    -van 29 mei 2009 tot 9 juni 2009 tijdelijk in het JJC;

    -van 9 juni 2009 tot 3 september 2009 weer in Teylingereind;

    -van 3 september 2009 tot 19 april 2010 in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg de O.G. Heldringstichting.

    1.1.5. Tijdens zijn verblijf bij de O.G. Heldringstichting heeft de jeugdige ernstig agressief gedrag laten zien, waarna de politie meerdere malen is ingeschakeld. Tevens zijn aangiften tegen hem gedaan vanwege deze incidenten. Na een interne overplaatsing naar een gemengde groep zijn er meer fysieke incidenten geweest waarbij fors fysiek ingrijpen noodzakelijk was. De O.G. Heldringstichting heeft op 24 maart 2010 een verzoek tot herselectie ingediend, omdat de problematiek van de jeugdige een andere aanpak vergde waarbij een element van dwang aan de orde zou moeten zijn, en waarbij, om hem te begrenzen, meer functionele veiligheid (onder andere ten aanzien van het gebouw) geboden kon worden.

    1.1.6. Vervolgens is de jeugdige met ingang van 19 april 2010 in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg Almata geplaatst. Daar heeft hij verbleven tot 1 oktober 2010.

    1.2. Bij inleidend verzoekschrift van 13 januari 2010 heeft Bureau Jeugdzorg aan de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht de ondertoezichtstelling met één jaar te verlengen en opnieuw een machtiging te geven tot uithuisplaatsing van de jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Bij beschikking van 25 februari 2010 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 april 2011. Tegen die beslissing is geen rechtsmiddel aangewend. Voorts heeft de kinderrechter Bureau Jeugdzorg gemachtigd tot plaatsing van de jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor het tijdvak van 25 februari 2010 tot 24 maart 2010 en voor het overige de behandeling van het verzoek aangehouden om Bureau Jeugdzorg in de gelegenheid te stellen een gemotiveerd standpunt in te nemen over de vraag of zij een nieuw diagnostisch onderzoek noodzakelijk achtte.

    1.3. Na een tweede mondelinge behandeling heeft de kinderrechter bij beschikking van 23 maart 2010 een machtiging verleend tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor het tijdvak van 24 maart 2010 tot 1 april 2010 en het tijdvak van 1 april 2010 tot 1 oktober 2010. Voor het overige heeft de kinderrechter de behandeling van het verzoek aangehouden tot een nader te bepalen terechtzitting, te houden vóór 1 oktober 2010. Daarbij heeft de kinderrechter een deskundigenonderzoek opgedragen aan FORA te Amsterdam.

    1.4. De jeugdige heeft zowel tegen de beschikking van 25 februari 2010 als tegen die van 23 maart 2010 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof 's-Gravenhage. Hij heeft verzocht die beschikkingen te vernietigen, het verzoek van Bureau Jeugdzorg af te wijzen met terugwerkende kracht tot 25 februari 2010 en hem onmiddellijk in vrijheid te stellen. Het hof heeft beide beroepen gezamenlijk behandeld. Bij beschikking van 18 augustus 2010 (LJN: BN5630) heeft het hof de beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd.

    1.5. Bij beschikking van 24 juni 2011 heeft de Hoge Raad de beschikking van het hof...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT