Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Amsterdam, 6 de Junio de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Junio de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 502997 / HA ZA 11-2663

Vonnis van 6 juni 2012

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [plaats],

eiseres,

advocaat mr. H.G. Kersting te Amsterdam,

tegen

[gedaagde],

wonende te [plaats],

gedaagde,

advocaat mr. H.J. Delhaas te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - de dagvaarding van 20 oktober 2011, met producties,

    - de conclusie van antwoord, met producties,

    - het tussenvonnis van 28 december 2011 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast,

    - het proces-verbaal van comparitie van 19 april 2012.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De feiten

    2.1. [eiseres] is van Marokkaanse afkomst. Zij beschikte vanaf 15 september 2000 over een verblijfsvergunning voor regulier verblijf voor bepaalde tijd onder de beperking ‘aanvullende examens voor studie met het oog op studie biologie aan de Universiteit van Amsterdam’. Deze beperking is op 19 februari 2001 gewijzigd in ‘verblijf bij partner [A]’.

    2.2. Op 13 september 2001 en 26 januari 2002 heeft de toenmalige partner van [eiseres], [A] (hierna: [A]), de Dienst Vreemdelingenpolitie (hierna: de Vreemdelingenpolitie) te Amsterdam bericht dat de relatie tussen hem en [eiseres] was verbroken en de samenleving was beëindigd.

    2.3. Bij brief van 18 maart 2002 heeft de Vreemdelingenpolitie aan [eiseres] bericht dat zij aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een voorstel had gedaan tot intrekking van de verblijfsvergunning van [eiseres].

    2.4. [A] heeft zich op 25 maart 2002 tot [gedaagde] gewend met het verzoek hem en [eiseres] bij te staan en te adviseren over de (voorgenomen) intrekking van de verblijfsvergunning. [gedaagde] heeft op 28 maart 2002 namens [eiseres] de IND verzocht het advies van de Vreemdelingenpolitie niet over te nemen.

    2.5. In de beschikking van 27 september 2002 heeft de IND geconcludeerd dat:

    “de relatie tussen betrokkene [[eiseres], rb] en [A] in ieder geval met ingang van 19 oktober 2001 feitelijk is verbroken, althans dat sindsdien niet meer aan de voorwaarden voor verblijf bij partner wordt voldaan”.

    De verblijfsvergunning van [eiseres] is bij voornoemde beschikking ingetrokken.

    2.6. [gedaagde] heeft op 15 oktober 2002 namens [eiseres] een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing tot intrekking van de verblijfsvergunning. Bij brief van 19 november 2002 heeft [gedaagde] de gronden van het bezwaar aangevuld. Deze brief luidt, voor zover hier van belang:

    “ Het is juist dat de heer [A] een ondertekende verklaring bij de VD Amsterdam heeft afgelegd dat de relatie 1 september 2001 is beëindigd. Het was een emotionele opwelling van de heer [A].

    De facto zijn partijen nimmer uit elkaar geweest.”

    2.7. Bij brief van 24 december 2002 heeft [gedaagde], zonder daartoe strekkende opdracht van [eiseres], het bezwaarschrift tegen de beschikking van de IND van 27 september 2002 ingetrokken.

    2.8. [eiseres] heeft in januari/februari 2003 een bezoek gebracht aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft tijdens dit bezoek aan [eiseres] verteld dat hij het bezwaarschrift had ingetrokken. [eiseres] heeft [gedaagde] verzocht om afgifte van haar dossier. [gedaagde] heeft geweigerd het dossier aan [eiseres] zelf te overhandigen en later het dossier verzonden aan de opvolgend advocaat van [eiseres], mr. Gelok.

    2.9. (De advocaat van) [eiseres] heeft op 21 februari 2003 bij de IND een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verblijfsvergunning. Bij beschikkingen van 2 april 2003 (eerste aanleg) en 5 november 2004 (bezwaarprocedure) heeft de IND deze aanvraag aangemerkt als een aanvraag om eerste toelating en de aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 19 december 2005 heeft deze rechtbank het door [eiseres] ingestelde beroep gegrond verklaard en de beschikking van 5 november 2004 vernietigd. De IND heeft bij beschikking van 2 februari 2006 de verblijfsvergunning van [eiseres] met terugwerkende kracht alsnog verlengd.

    2.10. [eiseres] heeft op 8 juni 2004 een klacht bij de deken van de Orde van Advocaten over [gedaagde] ingediend. Bij beslissing van 23 mei 2005 heeft de Raad van Discipline [gedaagde] de maatregel van berisping...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT