Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 21 de Enero de 2003

Datum uitspraak21 de Enero de 2003
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

21 januari 2003

Strafkamer

nr. 02216/01 E

ES/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 28 februari 2001, nummer 22/000491-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Middelburg van 25 oktober 1999 - aan de verdachte ter zake van 1. en 2. "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 7 van de Vogelwet 1936, meermalen gepleegd" de straf opgelegd van verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.

  2. Geding in cassatie

    2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.G.G. Wilgers, advocaat te Yerseke, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. Een aanvullende schriftuur is binnengekomen na ommekomst van de in art. 437 tweede lid, Sv bedoelde termijn. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

  3. Beoordeling van de subsidiaire klacht van het eerste middel

    3.1. Het eerste middel bevat als subsidiaire klacht dat art. 7 Vogelwet 1936 (oud), waarop de veroordeling in de onderhavige zaak is gebaseerd, buiten toepassing had moeten blijven, omdat deze bepaling ten tijde van de bewezenverklaarde feiten niet overeenkomstig art. 20 van de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996, inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, PB nr. L 61, van 3 maart 1997 was gemeld bij de Commissie van de Europese Unie.

    3.2. Deze klacht faalt reeds omdat de opvatting dat aan een verzuim als waarop het middel het oog heeft het aldaar bedoelde rechtsgevolg verbonden dient te worden, geen steun vindt in het recht.

  4. Beoordeling van de primaire klacht van het eerste middel, het derde en het vierde middel

    De klacht en de middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klacht en de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  5. Beoordeling van het tweede middel

    5.1. Het middel klaagt erover dat het Hof art. 7 Vogelwet 1936 (oud) buiten toepassing had moeten laten op de voet van art. 1, tweede lid, Sr, nu de Flora- en faunawet een voor de verdachte gunstiger regeling bevat.

    5.2. In het middel wordt miskend dat de Flora- en faunawet eerst (gedeeltelijk) in werking is getreden nadat het Hof de bestreden uitspraak heeft gewezen, zodat het Hof met die wet geen rekening kon houden. Voorzover het middel erover klaagt dat het Hof geen toepassing heeft gegeven aan art. 1, tweede lid, Sr faalt het derhalve.

    5.3. Voorzover het middel geacht moet worden in te houden dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven in verband met de - van een veranderd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van feiten als de onderhavige blijk gevende - voor de verdachte gunstiger regeling van de onderhavige materie in de thans geldende Flora- en faunawet, faalt het eveneens.

    Dat berust op het volgende.

    5.4.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

    1. hij op 7 november 1998, in de gemeente Goes, een kerkuil (Tyto alba), zijnde een beschermde vogel, onder zich heeft gehad;

    2. hij op 30 januari 1998, in de gemeente Goes, een Oehoe (Bubo bubo), zijnde een beschermde vogel, onder zich heeft gehad.

    5.4.2. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten berustte de strafbaarstelling van het handelen van de verdachte, dat een economisch delict opleverde, op de volgende bepalingen:

    art. 7 Vogelwet 1936 (oud):

    Het is verboden beschermde vogels (...) onder zich te hebben (...).

    art. 20 Vogelwet 1936 (oud):

    Het bepaalde in de artikelen 5, 7, 8 en 9 geldt niet ten aanzien van beschermde vogels behorend tot door Onze Minister aangewezen soorten en hun produkten, eieren of nesten waarvan de houder kan aantonen dat deze zijn gekweekt of op het grondgebied van n der andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen dan Nederland op geoorloofde wijze zijn verkregen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het in de vorige volzin bepaalde voorwaarden en beperkingen worden gesteld.

    art. 2 Regeling uitvoering Vogelwet 1936 (oud):

    De soorten, bedoeld in artikel 20 van de wet, zijn:

    a. voorzover de houder kan aantonen dat de vogels zijn gekweekt alle soorten, met uitzondering van de soorten opgenomen in de bijlage bij deze regeling;

    b. (...).

    In de in voormeld art. 2 onder a bedoelde bijlage zijn opgenomen: Bubo bubo/Oehoe en Tyto alba/Kerkuil.

    5.4.3. De kerkuil en de oehoe behoorden aldus niet tot de soorten van beschermde vogels waarvoor op grond van art. 20 Vogelwet 1936 (oud) art. 7 van die wet niet geldt, indien de houder kan aantonen dat deze zijn gekweekt of op het grondgebied van n der andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen dan Nederland op geoorloofde wijze zijn verkregen.

    Voor het in bezit hebben van deze vogels kon op grond van art. 21 Vogelwet 1936 (oud) een vergunning worden verleend in het belang van de vogelstand, de opvoeding of de wetenschap.

    5.5.1. Op 1 april 2002 is gedeeltelijk in werking getreden de Flora- en faunawet (Stb. 1998, 402); met ingang van die datum is de Vogelwet 1936 ingetrokken (KB van 12 december 2001, Stb. 656). Volgens art. 123 van de Flora- en faunawet, waarin het overgangsrecht is neergelegd, moeten overtredingen van de vr de inwerkingtreding van die wet geldende bepalingen worden berecht volgens de voorheen geldende bepalingen, onverminderd art. 1, tweede lid, Sr. Aldus staat ter beoordeling of art. 1 tweede lid, Sr hier voor toepassing in aanmerking komt.

    5.5.2. De regeling ten aanzien van het bezit van uilen als waarvan in deze zaak sprake is, luidt thans, voorzover te dezen van belang, als volgt:

    art. 4 Flora- en faunawet:

    1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt:

    a. (...)

    b. alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; (...).

    art. 13, eerste lid, Flora- en faunawet:

    1. Het is verboden:

    a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, (...) te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. (...).

    art. 75 Flora- en faunawet:

    1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, vrijstelling worden verleend van de bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 18 bepaalde verboden.

    (...).

    art. 12, eerste lid, Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet:

    1. Van het verbod op het onder zich hebben, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet geldt een vrijstelling voor levende en dode specimens van in gevangenschap geboren en gefokte vogels, behorende tot beschermde inheemse diersoorten, genoemd in bijlage A, B, C of D bij de basisverordening (...) indien kan worden aangetoond dat de vogels gefokt zijn, of, indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:

    a. deze vogels zijn voorzien van een naadloos gesloten pootring (...)

    b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie, bedoeld in artikel 8 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten;

    c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten gestelde regels. (...).

    5.5.3. Voor de beoordeling van het middel is voorts van belang de Nota van Toelichting bij de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (Stcrt. 2002, nr. 51, blz. 32). Deze houdt onder meer het volgende in:

    - als algemene toelichting

    De in deze regeling opgenomen vrijstellingen van de verboden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, waren voorheen opgenomen in de op grond van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten vastgestelde Regeling vrijstelling bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten 1997, (...) en het op grond van de Vogelwet vastgestelde Vogelbesluit 1994, de Vrijstellingsregeling cultuurvogels en de Regeling uitvoering Vogelwet 1936.

    (...)

    De soorten opgenomen in de bijlagen van de basisverordening zijn in Nederland aangewezen in de Flora- en faunawet en in de Regeling aanwijzing beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. (...) De aanwijzing als beschermde dier- of plantensoort betekent dan ook dat ten aanzien van die dier- of plantensoort de wettelijke verboden hun werking krijgen.

    De onderhavige regeling strekt ertoe, in lijn met de basis- en uitvoeringsverordening, in een aantal gevallen vrijstelling van deze verboden te verlenen.

    (...)

    Op grond van de Vogelwet 1936 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten gold voorheen een vrijstelling van het bezitsverbod voor slechts een beperkt aantal gefokte vogels. Dit was om een optimale bescherming van in het wild levende vogelsoorten te waarborgen en te voorkomen dat wilde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT