Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Julio de 2012

Datum uitspraak18 de Julio de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/3649 WMO-VV, 12/3466 WMO

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[A. te B.] (verzoeker)

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)

Datum uitspraak: 18 juli 2012

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2012, 12/447, (aangevallen uitspraak) en tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2012. Voor verzoeker is verschenen mr. Fischer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Guliker.

OVERWEGINGEN

1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

2.2. Verzoeker, geboren in 1971, heeft de Somalische nationaliteit en is in 1992 vanuit Somalië naar Nederland gekomen.

2.3. Verzoeker is op 20 november 2001 door de Minister van Justitie tot ongewenst vreemdeling verklaard. Een verzoek om opheffing van de ongewenstverklaring is bij besluit van 4 september 2009 afgewezen. Hij heeft geen verblijfstitel.

2.4. Op 22 augustus 2010 heeft verzoeker het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) verzocht om hem toe te laten tot de opvang. Ook heeft verzoeker het college op 22 augustus 2010 verzocht om hulp in de vorm van toelating tot de maatschappelijke opvang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), dan wel in de vorm van bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Beide verzoeken zijn afgewezen. In zijn uitspraak van 6 juni 2012, LJN BW7702, heeft de Raad de afwijzing van de aanvraag om maatschappelijke opvang in stand gelaten op de grond dat verzoeker door de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de periode van 7 april 2011 tot en met 6 april 2016 is geindiceerd voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Daarbij is zorgzwaartepakket GGZ05C geïndiceerd. Deze indicatie omvat zorg met verblijf, welke zorg verzoeker feitelijk kon verkrijgen door gebruik te maken van de door Dimence aangeboden en op de problematiek van verzoeker toegesneden voorziening. Voor maatschappelijke opvang was er dan ook geen noodzaak aanwezig.

2.5. Op 8 augustus 2011 heeft verzoeker opnieuw om hulp in de vorm van toelating tot de maatschappelijke opvang ingevolge de Wmo, dan wel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT