Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 24 de Julio de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Julio de 2012
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.080.258

arrest van de zevende kamer van 24 juli 2012

in de zaak van

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellante in het principaal appel,

geïntimeerde in het incidenteel appel,

verder: de vrouw,

advocaat: mr. M.J. van de Laar,

tegen:

[Y.],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in het principaal appel,

appellant in het incidenteel appel,

verder: de man,

advocaat: mr. A.H. van Gerwen,

op het bij exploot van dagvaarding van 7 januari 2011 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 23 december 2009, 25 augustus 2010 en 15 december 2010 tussen de vrouw als gedaagde en de man als eiser.

  1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 177181/HA ZA 08-1248)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 20 augustus 2008.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1 De vrouw is tijdig van de vonnissen van 23 december 2009, 25 augustus 2010 en

    15 december 2010 in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft de vrouw onder overlegging van zes producties vier grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals aan het slot van deze memorie staat omschreven.

    2.2 Bij memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel en wijziging van eis heeft de man onder overlegging van zeven producties de grieven van de vrouw in het principaal appel bestreden, in het incidenteel appel acht grieven aangevoerd, zijn eis gewijzigd en geconcludeerd zoals aan het slot van deze memorie staat omschreven.

    2.3 De vrouw heeft daarop onder overlegging van zestien producties een akte uitlating producties in de hoofdzaak tevens houdende memorie van antwoord in het incident genomen [kennelijk bedoeld als akte uitlating producties, tevens memorie van antwoord in het incidenteel appel].

    2.4 Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In het procesdossier van de vrouw ontbreken twee bladzijden van de inleidende dagvaarding en de producties bij de conclusie van antwoord.

  3. De gronden van het hoger beroep

    In het principaal appel en in het incidenteel appel

    Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven.

  4. De beoordeling

    In het principaal appel en in het incidenteel appel

    4.1 In het procesdossier van de vrouw bevindt zich de brief van haar advocaat van

    5 november 2008 (met producties) waarvan in het proces-verbaal van de comparitie van partijen in eerste aanleg is vastgesteld dat deze niet tot de gedingstukken behoort. Het hof laat dit stuk daarom buiten beschouwing.

    In de eerste zeven bladzijden van haar memorie van antwoord in het incidenteel appel gaat de vrouw in op de memorie van antwoord in het principaal appel. Gelet op de twee conclusieregel in hoger beroep laat het hof dit gedeelte buiten beschouwing.

    4.2 De vaststelling van de feiten in het tussenvonnis van 23 december 2009 onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat.

    4.3 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    1. Partijen zijn op 7 april 1978 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Op 5 september 2005 is hun huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap, dat vervolgens is ontbonden. Deze ontbinding is op 6 september 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

    2. Partijen hebben omtrent de gevolgen van de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap een overeenkomst gesloten die is neergelegd in een notariële akte van

      5 september 2005. Hierin is onder meer een kasteel in Frankrijk toegedeeld aan de man en een woning in [plaats] en een standplaats voor een bloemenstal in [plaats] aan de vrouw. Verder is in deze akte de volgende boeteclausule opgenomen:

      Partijen verplichten zich hun medewerking te verlenen, zulks binnen zes maanden na de inschrijving van de beëindiging van het geregistreerd partnerschap in de registers van de burgerlijke stand, aan de nakoming van al hetgeen in de onderhavige overeenkomst tussen hen is overeengekomen. Bij niet of niet tijdige nakoming van de overeenkomst anders dan door niet toerekenbare tekortkoming (overmacht) is de nalatige partij jegens de wederpartij een terstond - zonder rechterlijke tussenkomst - opeisbare boete van vijfentwintig duizend euro (€ 25.000,00) verschuldigd, onverminderd de overige aan de benadeelde partij toekomende rechten en acties.

    3. Over de uitvoering van de overeenkomst zijn tussen partijen geschillen gerezen. De vrouw heeft in verband hiermee tegen de man een kort geding aanhangig gemaakt met betrekking tot onder meer verdeling van saldi en medewerking van de man aan wijziging van de tenaamstelling van de standplaats van de bloemenstal. Bij vonnis van 17 juli 2007 is de man veroordeeld tot, kort gezegd, betaling van een geldsom en medewerking aan de wijziging van de tenaamstelling van de standplaats. De man heeft aan dit vonnis voldaan.

    4. De vrouw heeft de notariële akte op 16 oktober 2007 aan de man doen betekenen met het oog op betaling van de overeengekomen boete van € 25.000,= vanwege het niet tijdig nakomen van de verplichtingen uit deze akte. Op 1 november 2007 en 21 december 2007 heeft de vrouw executoriaal derdenbeslag doen leggen, waarop de man het bedrag van € 25.000,= heeft betaald.

      4.4 In deze procedure stelt de man dat hij van zijn kant tijdig heeft meegewerkt aan de uitvoering van de overeenkomst zodat hij geen boete heeft verbeurd en het bedrag van € 25.000,= onverschuldigd heeft betaald. De vrouw heeft volgens hem niet tijdig meegewerkt aan de levering van het kasteel in Frankrijk aan de man zodat zij de boete van € 25.000,= aan hem verschuldigd is. De vrouw heeft onrechtmatig executoriaal beslag doen leggen zodat zij de daardoor ontstane schade dient te vergoeden. Ten slotte dienen volgens de man nog diverse bedragen tussen partijen te worden verdeeld en verrekend. In verband hiermee vorderde de man in eerste aanleg twee maal € 25.000,=, € 7.782,05 aan schadevergoeding en € 17.564,= wegens nog te verrekenen/verdelen bedragen. De vrouw heeft deze vorderingen gemotiveerd bestreden.

      4.5 Bij tussenvonnis van 20 augustus 2008 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 11 november 2008 plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van

      23 december 2009 heeft de rechtbank de vordering betreffende de door de man betaalde boete niet toewijsbaar geoordeeld en de vordering betreffende de door de vrouw te betalen boete wel toewijsbaar. De gevorderde schadevergoeding heeft de rechtbank ten aanzien van gemaakte kosten toewijsbaar geoordeeld en ten aanzien van gestelde waardedaling van aandelen aan de man een bewijsopdracht verstrekt. Met betrekking tot de te verrekenen/verdelen posten heeft de rechtbank op een onderdeel (kosten hertaxatie en levering van een schuur aan de kinderen van partijen) de vrouw toegelaten tot tegenbewijs. Bij tussenvonnis van 25 augustus 2010 heeft de rechtbank de man niet in het hem opgedragen bewijs geslaagd geoordeeld. De rechtbank heeft de vrouw in verband met het door haar te leveren tegenbewijs toegelaten een onvolledig overgelegd stuk alsnog compleet over te leggen. Bij eindvonnis van 15 december 2010 heeft de rechtbank de vrouw in het van haar gevraagde tegenbewijs geslaagd geoordeeld. Aan schadevergoeding heeft de rechtbank een bedrag van € 875,05 met rente toegewezen en wegens te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT