Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Rotterdam, 12 de Septiembre de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Septiembre de 2001
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM

Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

Reg.nr.: ALGEM 01/176-LUG

Uitspraak

in het geding tussen

[eiser] en [eiseres] e/v [eiser], beiden wonende te [woonplaats], eisers,

gemachtigde mr. R.J. Neijenhof, advocaat te Haarlem,

en

het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder.

  1. Ontstaan en loop van de procedure

    Bij brief van 4 mei 1999 hebben eisers verweerder verzocht om schadevergoeding ter hoogte van f 1.200.000,00 wegens gederfd inkomen, kosten die zijn gemoeid met diverse procedures en de schadeberekening en immateriÎle schade. De schade is op verzoek van verweerder door eisers bij brief van 1 september 1999 nader gespecificeerd.

    Bij besluit van 12 januari 2000 heeft verweerder het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

    Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 22 februari 2000, aangevuld bij brief van 18 april 2000, bezwaar gemaakt.

    Bij besluit van 13 december 2000 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

    Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) hebben eisers bij brief van 22 januari 2001, aangevuld bij brief van 1 maart 2001, beroep ingesteld.

    Verweerder heeft bij brief van 13 juni 2001 een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2001. Aanwezig waren eisers en hun gemachtigde. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen.

  2. Overwegingen

    Voor een uitgebreide weergave van de aan het verzoek tot schadevergoeding voorafgaande feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de rechtbank tussen partijen inzake premieplicht sociale verzekeringen van automobielbedrijf [bedrijf] BV (hierna: [bedrijf]) jegens eisers.

    De rechtbank volstaat hier met de vermelding dat eisers met ingang van 1 april 1985 een autopoetsbedrijf voerden. Nadat verweerder begin 1996 met ingang van 1 januari 1993 een dienstverband tussen de toenmalige opdrachtgever [bedrijf] en eisers had aangenomen en [bedrijf] hiertoe premienota's had opgelegd, die verweerder in bezwaar heeft gehandhaafd, hebben eisers hun werkzaamheden voor [bedrijf] per 1 februari 1996 beÎindigd en hebben zij (blijkens het aanvullende beroepschrift) sedert eind 1996 geen werkzaamheden meer uitgeoefend in hun bedrijf. Wel hebben eisers blijkens hun brief van 31 januari 1996 aan [bedrijf] een nieuw bedrijf opgericht in een andere branche. Eisers hebben voorts begin 1996 een werkloosheidsuitkering aangevraagd wat uiteindelijk heeft geresulteerd in twee besluiten van 28 maart 1996 tot toekenning van een kortdurende werkloosheidsuitkering met ingang van 1 februari 1996.

    Eisers en [bedrijf] hebben de eerste beslissingen op bezwaar van 6 september 1996 inzake de verzekeringsplicht aangevochten. Bij uitspraak van 26 oktober 1998 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de besluiten van 6 september 1996 vernietigd alsmede beslissingen gegeven omtrent griffierecht en proceskosten. Nadat verweerder bij besluiten van 16 maart 1999 nieuwe beslissingen op bezwaar had genomen houdende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT