Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, 14 de Noviembre de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Noviembre de 2001
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

VONNIS

van de arrondissementsrechtbank te

Utrecht, enkelvoudige kamer voor de

behandeling van burgerlijke zaken,

in de zaak van:

[naam eiseres],

wonende te Voorburg,

e i s e r e s,

procureur:

mr. E.H. de Jonge-Wiemans,

- t e g e n -

LANDELIJK INSTITUUT SOCIALE VERZEKERINGEN, statutair gevestigd te Amsterdam, wiens administratie onder meer wordt uitgevoerd door Cadans Uitvoeringsinstelling B.V. gevestigd te Zeist,

g e d a a g d e,

procureur:

mr. P.F. Emmelot.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als eiseres en Lisv (en ook Cadans).

  1. Het verloop van de procedure

    Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:

    - conclusie van eis overeenkomstig de dagvaarding van 22 juni 2000, met producties;

    - conclusie van antwoord, met producties;

    - conclusie van repliek, met producties;

    - conclusie van dupliek.

    Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.

  2. De feiten

    2.1.

    Eiseres heeft sinds 1989 een eenmansbedrijf dat cursussen organiseert op het gebied van de bedrijfshulpverlening en veiligheid. Het bedrijf is genaamd: "Opleidings- en Adviesbureau voor de Bedrijfshulpverlening en Veiligheid", hierna te noemen: OABV.

    2.2.

    De cursussen worden gegeven door eiseres zelf en door haar ingeschakelde instructeurs.

    2.3.

    De BVG, rechtsvoorgangster van Cadans, heeft begin 1995 onderzoek gedaan bij de accountant van OABV, accountantskantoor Boesberg, Rust en Van der Zwaan te Schoonhoven. Van dit onderzoek is een buitendienstrapport d.d. 24 mei 1995 opgemaakt. Daarin is vastgelegd dat er een nader onderzoek zal plaatsvinden en dat zo nodig een instructeur zal worden gehoord.

    In het buitendienstrapport is, voor zover hier van belang, het volgende vastgelegd:

    "(....)

    Tijdens een gesprek wordt duidelijk, dat er reeds een aantal jaren instructeurs werkzaam zijn voor het geven van cursussen, vooral EHBO-opleidingen. E.e.a. op declaratiebasis tegen een uurloon ad. f 45,--.

    Zie voor nadere informatie brief accountant dd. 21041995 en formulieren "opgaaf van uitbetaalde bedragen aan een derde" aan Belastingdienst over 1993.

    De heer [...] is van mening, dat betrokkenen nvp zijn ingevolge de sv. wetten, omdat de gezagsverhouding zou ontbreken en voorts niet wordt voldaan aan de criteria van een fictieve dienstbetrekking.

    De feitelijke werkomstandigheden zijn de heer [...] niet in detail bekend. Zo ook niet de frekwentie van werken (exacte aantal dagen) etc. Over 1993 zitten 2 posten van ruim f. 18.000,--"

    Met accountant afgesproken, dat bij werkgever in Voorburg een nader onderzoek zal plaatsvinden, waarna zo nodig een van de instructeurs gehoord zal worden.

    (.....)"

    2.4.

    Op 17 juli 1995 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer W. van Nierop van de BVG in verband met de aanmelding Sociale Verzekeringen. Van het gesprek heeft Van Nierop verslag gedaan in een buitendienstrapport van 17 juli 1995.

    In dit buitendienstrapport staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

    (.....)

    Wkg verricht betalingen aan instructeurs, bijvoorbeeld i.v.m. het geven van EHBO-lessen. Volgens wkg is er pertinent geen sprake van een dienstbetrekking wegens het ontbreken van een gezagsverhouding. Tevens werd verwezen naar branchegenoten, o.a. de Bedrijfsgezondheidsdienst (overheidsinstelling) die soortgelijke betalingen verrichten, ook zonder inhouding SV-premies. Gesteld werd dat als allÈÈn bij wkg VP 3 wordt aangenomen, dit oneerlijke concurrentie zou zijn omdat overal onder dezelfde condities zou worden gewerkt. Wkg zou dan tevens geen bestaansrecht meer hebben omdat zij zich dan uit de markt moeten prijzen.

    Ik heb afgesproken een apart VP-onderzoek te doen, waar o.a. inlichtingen worden ingewonnen bij het Oranje Kruis ( de instantie die EHBO-reglementen uitvaardigt.

    (.....)

    2.5.

    De BVG heeft zowel eiseres als een van de instructeurs, R. Jansen (hierna te noemen: Jansen), een lange lijst vragen ter beantwoording voorgelegd. Eiseres heeft de BVG er in dat verband op gewezen dat er tussen haar en Jansen een conflict bestond dat inmiddels had geleid tot een procedure bij de rechtbank te Den Haag, zodat Jansen niet als objectief kon worden beschouwd.

    2.6.

    Op 29 december 1995 heeft de BVG aan de belastingadviseur van eiseres, de heer J.L.M. Ammerlaan (hierna te noemen: Ammerlaan) een brief met aanvullende vragen toegezonden.

    Bij de beantwoording van die aanvullende vragen heeft Eiseres er opnieuw opgewezen dat Jansen niet als objectief kon worden beschouwd:

    "(.....)"

    Te uwer informatie deel ik u nog het volgende mede. De heer R. Jansen heeft een concurrentiebeding getekend omdat hij bij cliÎnten van OABv reklame liep te maken voor zijn eigen bedrijf, H.B.O. Safe en omdat hij de beademingspop en torso van OABv gebruikte voor eigen zakelijke doeleinden.

    Tevens gebruikte hij deze materialen wanneer hij las gaf in opdracht van een concurrent van OABv.

    Daar de heer Jansen het concurrentiebeding niet rechtsgeldig vond, heeft OABv een rechtzaak tegen hem aangespannen.

    De uitspraak van de rechter was in het voordeel van OABv.

    Mogelijk dat de heer Jansen zijn antwoorden uit rancune zo heeft geformuleerd."

    Ook heeft eiseres er bij de BVG op aangedrongen om onderzoek te verrichten naar de premieafdracht bij soortgelijke bedrijven de branche.

    2.7.

    Bij besluit van 10 juni 1996 heeft de BVG geoordeeld dat de door eiseres ingeschakelde instructeurs op grond van artikel 3 van de sociale verzekeringswetten (de ZW, de WW, de WAO en wellicht de ZFW) verzekerd dienden te zijn voor de werknemersverzekeringen.

    2.8.

    Op 16 juli 1996 heeft eiseres bezwaar aangetekend tegen het besluit van 10 juni 1996 (hierna te noemen: het besluit). Op 23 juli 1996 heeft Cadans, rechtsopvolgster van de BVG, de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd onder de mededeling dat de verplichting tot betaling van de nota niet wordt opgeschort.

    2.9.

    Bij brief van 6 januari 1997 heeft eiseres aan Cadans verzocht om de vordering tot premieheffing over de laatste vijf jaren in te trekken. Bij brief van 16 januari 1997 heeft Cadans aan eiseres meegedeeld dat de navordering zal worden gehandhaafd totdat er zal zijn beslist op het bezwaar.

    2.10.

    Op 26 maart 1997 heeft mr. R.S. Ferouge namens Eiseres de gronden van het bezwaar ingediend.

    2.11.

    Op 5 juni 1997 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden en bij beslissing van 2 december 1997 heeft Cadans namens het Lisv het bezwaar van Eiseres gegrond verklaard. In het besluit van 2 december 1997 wordt daartoe - onder meer - het volgende overwogen:

    "(....)"

    Ter beoordeling van de vraag of de voor OABv werkzame instructeurs werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen arbeidsverhouding, is een nader onderzoek verricht. De conclusie dat er sprake van verzekeringsplicht is, werd gebaseerd op een door u ingevulde vragenlijst en een door een van de instructeurs ingevulde vragenlijst.

    Geconcludeerd moet worden dat, nu uit is gegaan van een verklaring van slechts ÈÈn van de instructeurs, de beslissing niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4:16 Awb, omdat deze niet op een deugdelijke motivering berust.

    Om hier alsnog aan te voldoen is een nader onderzoek noodzakelijk, waarbij van meerdere instructeurs een verklaring gevraagd dient te worden.

    Gelet op het volgende zijn wij van mening dat van deze actie afgezien kan worden.

    Door u is aangegeven dat op het terrein van EHBO en bedrijfshulpverlening er meerdere bedrijven opleidingen verzorgen. Hierbij zijn zowel commerciÎle als niet commerciÎle bedrijven. Bij de niet-commerciÎle bedrijven zijn het vooral de brandweerkorpsen die dan opleidingen op het gebied van de bedrijfshulpverlening verzorgen.

    Bij al deze bedrijven worden diverse cursussen door instructeurs gegeven. Naar uw mening wordt voor deze free-lance instructeurs geen verzekeringsplicht aangenomen.

    Uit nader verkregen informatie blijkt dat in Nederland een groot aantal bedrijven zich met het verzorgen van EHBO-cursussen (+/- 5.000) en opleidingen bedrijfshulpverlening bezig houden. Dit zijn zowel commerciÎle- als niet commerciÎle-, grote- als eenmansbedrijven. Omdat voor het geven van een (wettelijk erkende) EHBO-opleiding gebruik gemaakt dient te worden van door het Oranje Kruis erkende kaderinstructeurs, is het duidelijk dat een groot aantal bedrijven gebruik maakt van instructeurs.

    Voorzover is na te gaan bent u het enige bedrijf in deze branche waarbij verzekeringsplicht is aangenomen voor de voor u werkzame kaderinstructeurs. In ieder geval is duidelijk dat er geen gericht verzekeringsplichtonderzoek heeft plaats gevonden bij vergelijkbare bedrijven, dat bij geen van de bekende bedrijven verzekeringsplicht voor de (kader-) instructeurs is aangenomen.

    Daarnaast blijkt dat sinds de veranderingen in de ARBO-wetgeving het aantal bedrijven die opleidingen op het gebied van EHBO en bedrijfshulpverlening verzorgen, sterk zijn toegenomen. Ook zijn veel niet-commerciÎle bedrijven, zoals brandweerkorpsen, in deze branche begonnen. Volgens informatie van de overkoepelende organen zou het landelijk om zo'n 4 ‡ 5 honderd bedrijven...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT