Verzet van Council of State (Netherlands), 21 de Noviembre de 2001

Datum uitspraak21 de Noviembre de 2001
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

Raad

van State

200100705/3.

Datum uitspraak: 21 november 2001

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

A wonend te B,

opposante.

1 . Procesverloop

Bij uitspraak van 1 mei 2001, in zaak no. 200100705/2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het hoger beroep van opposante tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 18 december 2000 niet-ontvankelijk verklaard in verband met het niet storten van het verschuldigde griffierecht. De uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft opposante bij brief van 12 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op die dag, verzet gedaan. Deze brief is aangehecht.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft het verzet ter zitting aan de orde gesteld op 2001. Opposante is niet verschenen.

  1. Overwegingen

    2.1. Ingevolge artikel 40, eerste en tweede lid, onder a, van de Wet op de Raad van State rust op de indiener van een beroepschrift de plicht ten behoeve van de Staat een griffierecht te storten. Deze verplichting is aan het indienen van het beroepschrift verbonden en ontstaat niet eerst ten gevolge van aanmaning van de zijde van de Afdeling. Door deze aanmaning is opposante de mogelijkheid geboden haar verzuim met betrekking tot het storten van het verschuldigde recht te herstellen.

    Ingevolge het vierde lid van artikel 40 wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien de bijschrijving op de rekening van de Raad van State dan wel de storting ter secretarie van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van een mededeling waarin de secretaris van de Raad van State hem op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

    2.2. Vast staat dat opposante bij de indiening van haar hoger-beroepschrift niet het verschuldigde recht van f 340,00 ter secretarie van de Raad van State heeft gestort.

    2.3. Bij aangetekende brief van 13 februari 2001 is opposante onder meer op dit voorschrift gewezen. Daarbij is zij in de gelegenheid gesteld dit verzuim tot en met 13 maart 2001 te herstellen.

    Tevens is opposante bij dit schrijven het gevolg van het niet tijdig herstel van het verzuim medegedeeld.

    2.4. De Afdeling stelt vast dat het verschuldigde bedrag niet binnen de in artikel 40, vierde lid, van de Wet op de Raad van State gestelde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT