Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 21 de Diciembre de 2001

Datum uitspraak21 de Diciembre de 2001
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

21 december 2001

Eerste Kamer

Rek.nr. R01/058HR

NS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoekster] gevestigd te [vestigingsplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. D.H. de Witte,

t e g e n

DE GEMEENTE HELLEVOETSLUIS, gevestigd te Hellevoetsluis,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Met een op 19 november 1999 ter griffie van het Kantongerecht ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: [verzoekster] - zich gewend tot de Kantonrechter aldaar en verzocht de door verweerster in cassatie - verder te noemen: de gemeente - gedane opzegging van de huurovereenkomst niet-ontvankelijk te verklaren primair, omdat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied wegens misbruik van recht, subsidiair omdat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Meer subsidiair heeft [verzoekster] de Kantonrechter verzocht om de termijn waarin haar verplichting om na het einde van de huur het gehuurde te ontruimen geschorst is, te verlengen met een jaar, derhalve tot 1 januari 2001, kosten rechtens.

    De gemeente heeft het verzoek van [verzoekster] bestreden.

    De Kantonrechter heeft bij beschikking van 4 februari 2000 (nr. 99-136) het verzoek van [verzoekster] afgewezen en de datum waarop [verzoekster] het door haar gebruikte gedeelte van de loswal ontruimd dient te hebben, bepaald op 1 augustus 2000 met veroordeling van [verzoekster] in de aan de zijde van de gemeente gevallen proceskosten.

    Tegen deze beschikking heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam.

    De Rechtbank heeft bij beschikking van 15 februari 2001 (nr. 00-192) in het door [verzoekster] ingestelde hoger beroep de beschikking van de Kantonrechter vernietigd en opnieuw rechtdoende de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep gecompenseerd in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt, en het meer of anders verzochte afgewezen.

    De beschikking van de Rechtbank van 15 februari 2001 (nr. 00-192) is aan deze beschikking gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van de Rechtbank van 15 februari 2001 (nr. 00-192) heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beoep;

    veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris.

    Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 21 december 2001.

    R 01/060 HR

    Mr. F.F. Langemeijer

    Parket, 19 oktober 2001

    Conclusie inzake

    [Verzoekster]

    tegen

    de gemeente Hellevoetsluis

    In deze zaak, waarin de huurster een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn krachtens art. 28d Huurwet heeft ingediend, staat tot in cassatie de geldigheid van de huuropzegging ter discussie. Het cassatieberoep hangt samen met die onder de nrs. R01/058 en R 01/059 HR.

  5. De feiten en het procesverloop

    1.1. Verzoekster in cassatie ([verzoekster]) heeft ingevolge twee huurovereenkomsten sedert 1 juli 1986 respectievelijk sedert 1 januari 1991 een gedeelte, in totaal groot 1470 m², van de loswal aan de [a-straat] te [vestigingsplaats] gehuurd van verweerster in cassatie (de gemeente). Het gehuurde is bestemd voor het plaatsen van trechters en de op- en overslag van zand en grind. [verzoekster] drijft een onderneming die onder meer handelt in zand en grind.

    1.2. Bij brief van 30 juni 1998 heeft de gemeente aan [verzoekster] bericht:

    Met u is een huurovereenkomst gesloten inzake een gedeelte van de loswal ter grootte van ongeveer 0.14.70 ha, gelegen aan de [a-straat] in [vestigingsplaats]. Hierbij willen wij u mededelen dat wij in onze vergadering van 30 juni 1998 besloten hebben om het huurcontract dat wij met uw bedrijf hebben gesloten per 1 januari 1999 op te zeggen.

    Bij brief van 23 oktober 1998 heeft de gemeente aan [verzoekster] onder meer bericht:

    Bij (fax)brieven d.d. 30 juni 1998 hebben wij de met u gesloten huurovereenkomsten inzake een gedeelte van de loswal (...) opgezegd tegen 1 januari 1999. Daarmee loopt deze huurovereenkomst op deze datum af.

    Bij deze verzoeken en sommeren wij u en de uwen het gehuurde op uiterlijk 31.12.1998 te ontruimen en op 1 januari 1999 leeg en ontruimd op te leveren. U dient deze aanzegging als een ontruimingsaanzegging te beschouwen. (...).

    1.3. Bij inleidend verzoekschrift d.d. 25 februari 1999 heeft [verzoekster] - tezamen met Mijnster Zand- en Grindhandel B.V. die zich later uit de procedure heeft teruggetrokken en daarom in het vervolg van deze conclusie niet meer genoemd zal worden - zich gewend tot de kantonrechter te Brielle met een verzoek als bedoeld in art. 28d Huurwet. Zich op het standpunt stellend dat geen, althans geen geldige huuropzegging had plaatsgevonden, heeft [verzoekster] de kantonrechter verzocht haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar op art. 28d Huurwet gebaseerde verzoek tot verlenging van de termijn gedurende welke de verplichting tot ontruiming over te gaan wettelijk is geschorst. Uiterst subsidiair heeft [verzoekster] de kantonrechter verzocht de ontruimingstermijn te verlengen tot 1 januari 2000.

    1.4. De kantonrechter heeft bij tussenbeschikking van 18 mei 1999 (blz. 5) overwogen dat er sprake is van een rechtsgeldige opzegging en dat de huurovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 1999 is beëindigd. Met betrekking tot het uiterst subsidiaire verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.

    1.5. [Verzoekster] is van de tussenbeschikking in hoger beroep gekomen. Bij beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 16 december 1999 is zij in dat hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat ingevolge art. 28g lid 2 Huurwet tegen de beschikking van de kantonrechter geen beroep openstond. [verzoekster] heeft tegen deze beslissing cassatieberoep ingesteld. Op 14 juli 2000, NJ 2000, 715 m.nt. PAS, heeft de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar de rechtbank te Rotterdam.

    1.6. Opnieuw rechtdoende na verwijzing, heeft de rechtbank bij beschikking van 15 februari 2001 (nr. 99-434) de tussenbeschikking van de kantonrechter d.d. 18 mei 1999 bekrachtigd. De rechtbank heeft de grieven van [verzoekster] verworpen, welke voor zover thans nog van belang inhielden (rov. 2.1):

    (grief 1) dat het besluit tot opzegging van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is omdat de gemeente handelt in strijd met het verbod van willekeur, althans misbruik van recht maakt;

    (grief 2) dat het beginsel van evenredigheid is geschonden doordat de gemeente geen vergoeding heeft aangeboden bij de opzegging van de huurovereenkomst.

    Nadat ook de rechtbank tot de slotsom was gekomen dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd per 1 januari 1999, heeft de rechtbank de zaak niet naar de kantonrechter teruggewezen, maar de afdoening aan zich gehouden. De rechtbank heeft de ontruimingstermijn verlengd tot 1 januari 2001 in verband met de tijd die inmiddels was verstreken.

    1.7. Tegen deze beschikking heeft [verzoekster] tijdig(1) cassatieberoep ingesteld (rekestnr. R 01/060 HR).

    1.8. De kantonrechter heeft de afloop van het eerste cassatieberoep niet afgewacht. Nadat de rechtbank [verzoekster] in het hoger beroep tegen de tussenbeschikking van de kantonrechter niet-ontvankelijk had verklaard, heeft de kantonrechter de procedure hervat. Bij eindbeschikking van 4 februari 2000 heeft de kantonrechter het inleidend verzoek afgewezen. Niettemin heeft de kantonrechter - kennelijk naar aanleiding van het besprokene ter terechtzitting - de uiterste datum voor ontruiming gesteld op 1 augustus 2000.

    1.9. Tegen de eindbeschikking van de kantonrechter heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam. Bij beschikking van 15 februari 2001 (nr. 00-192) heeft de rechtbank de eindbeschikking van de kantonrechter vernietigd op de grond dat de kantonrechter de procedure niet had mogen voortzetten terwijl het geding in eerste aanleg was geschorst door het hoger beroep resp. door het tegen de appelbeschikking ingestelde cassatieberoep. Opnieuw rechtdoende in hoger beroep, heeft de rechtbank een beslissing gegeven over de proceskosten. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen met de motivering dat de rechtbank in de beschikking nr. 99-434 reeds een inhoudelijke beslissing heeft gegeven.

    1.10. Tegen de laatstgenoemde beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] tijdig cassatieberoep ingesteld (rek.nr. R 01/058 HR).

    1.11. Inmiddels had [verzoekster] - omdat de tijd begon te dringen - op 19 november 1999 een tweede verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter te Brielle. Hierin verzocht zij op inhoudelijk dezelfde gronden als in het eerste verzoekschrift: primair haar eigen niet-ontvankelijkverklaring op de grond dat de huurovereenkomst niet, althans niet rechtsgeldig, is beëindigd; uiterst subsidiair de verdere verlenging van de ontruimingstermijn tot 1 januari 2001. Bij beschikking van 22 februari 2000 heeft de kantonrechter [verzoekster] in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat van een tweede verlenging geen sprake kan zijn omdat het eerste verlengingsverzoek door de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT