Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 28 de Enero de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Enero de 2002
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummer 09/926416-01

rolnummer 3

's-Gravenhage, 28 januari 2002.

De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op 3 oktober 1979 te 's-Gravenhage,

[adres]

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2002.

De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Van Eijk, is verschenen en gehoord.

Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.

De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 4 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair (opzetheling) telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met bepaling dat indien en voorzover verdachtes mededaders voormelde bedragen ten aanzien van de benadeelde partijen zullen hebben betaald, verdachte door die betaling zal zijn bevrijd.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot 1131,73 EURO subsidiair 22 dagen vervangende hechtenis ten behoeve van het slachtoffer 1 en een bedrag groot 321,73 EURO subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis ten behoeve van het slachtoffer 2

De telastlegging.

Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.

Vrijspraak.

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 4 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen.

P.M.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 4 subsidiair (opzetheling) vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT