Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 1 de Febrero de 2002

Datum uitspraak 1 de Febrero de 2002
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

1 februari 2002

Eerste Kamer

Rek.nr. R01/074HR

AP

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De man], wonende te [woonplaats], Rusland,

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,

t e g e n

[De vrouw], wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Met een op 29 februari 2000 ter griffie van de Rechtbank te Zutphen ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht, met wijziging van de beschikking van 12 oktober 1999 van de Rechtbank te 's-Gravenhage, de bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te bepalen op een bedrag van ƒ 7.427,41.

    Verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - heeft het verzoek bestreden.

    De Rechtbank heeft na een tussenbeschikking van 10 mei 2000 bij eindbeschikking van 3 oktober 2000 de bij beschikking van 12 oktober 1999 bepaalde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw gewijzigd en deze met ingang van 1 februari 2000 vastgesteld op een bedrag van ƒ 3.800,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

    Tegen de eindbeschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.

    Bij beschikking van 3 april 2001 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank van 3 oktober 2000 vernietigd en, opnieuw beschikkende, de beschikking van de rechtbank van 12 oktober 1999 gewijzigd en bepaald dat de man met ingang van 1 februari 2000 een bedrag van ƒ 7.427,41 aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal betalen.

    De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1 Het gaat in deze alimentatieprocedure om het volgende. Nadat bij de beschikking waarin echtscheiding tussen partijen is uitgesproken, aan de vrouw ten laste van de man een alimentatie van ƒ 7.083,33 per maand was toegekend (zie hiervoor onder 1), is bij beschikking van 12 oktober 1999 die alimentatie bepaald op ƒ 2.250,-- per maand. Over dit bedrag aan alimentatie hadden partijen overeenstemming bereikt; de grond voor de verlaging vormde het feit dat de vrouw inmiddels een arbeidsovereenkomst voor de periode van 31 augustus 1998 tot 30 augustus 2000 had afgesloten met de Internationale School te [...] (Marokko). De vrouw is in Marokko gaan werken, doch heeft met ingang van 1 februari 2000 de arbeidsovereenkomst met de Internationale School beÎindigd en is teruggekeerd naar Nederland. In de onderhavige procedure heeft zij verzocht, met wijziging van laatstgenoemde beschikking, de bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te bepalen op ƒ 7.427,41 per maand. De man heeft het verzoek bestreden, waarbij hij heeft aangevoerd dat de voortijdige beÎindiging van het dienstverband niet voor zijn rekening diende te komen. De Rechtbank heeft, onder meer op de grond dat de vrouw zich met het oog op de belangen van de man had behoren te onthouden van het opzeggen van de arbeidsovereenkomst, de alimentatie vastgesteld op ƒ 3.800,-- per maand. Op het hoger beroep van de vrouw heeft het Hof de alimentatie vastgesteld op het door de vrouw verzochte bedrag van ƒ 7.427,41.

    3.2 Onderdeel A betoogt dat voor het Hof is aangevoerd dat de vrouw een aantal dagdelen per...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT