Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 14 de Enero de 2002

Datum uitspraak14 de Enero de 2002
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

200105382/1.

Datum uitspraak: 14 januari 2002

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Staatssecretaris van Justitie,

appellant,

tegen de uitspraken van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 23 oktober 2001 in de gedingen tussen:

[verweerder 1 en2]

en

appellant.

  1. Procesverloop

    Bij besluiten van 7 oktober 2001 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) aanvragen van [verweerder 1 en2] (hierna: de vreemdelingen) om hun een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.

    Bij uitspraken van 23 oktober 2001, verzonden op 24 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. Deze uitspraken zijn aangehecht.

    Tegen deze uitspraken heeft de staatssecretaris bij faxbericht, bij de Raad van State binnengekomen op 31 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    Bij brieven van 12 november 2001 heeft mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen, namens de vreemdelingen een reactie ingediend.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2001, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Leeuwen, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen.

  2. Overwegingen

    2.1. De Afdeling ziet in de omstandigheid dat het hoger-beroepschrift is gericht tegen twee, ten aanzien van de vreemdelingen afzonderlijk gewezen, uitspraken geen aanleiding om, zoals door de vreemdelingen is verzocht in de brieven van 12 november 2001, het hoger-beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren. Artikel 37 van de Wet op de Raad van State, noch enige andere rechtsregel verplicht hiertoe.

    2.2. Grief I klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat de vreemdelingenwet- en regelgeving de staatssecretaris een ruime beleids- en beoordelingsvrijheid heeft toegekend bij het al of niet voeren van een categoriaal beschermingsbeleid als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). De rechtbank heeft met het oordeel dat de vreemdelingen geen vestigingsalternatief hebben in het relatief veilige deel van SomaliÎ miskend dat de rechter in deze marginaal moet toetsen en heeft derhalve een onjuiste toetsingsmaatstaf aangelegd.

    2.2.1. Het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 vindt zijn voorgeschiedenis in het op basis van artikel 12b van de Vreemdelingenwet, die gold tot 1 april 2001, ontwikkelde beleid inzake de verlening van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (hierna: vvtv), waaromtrent de staatssecretaris op 18 december 1997 een brief aan de Tweede Kamer heeft gezonden (TK 1997-1998, 19 637, nr. 308), de zogeheten vvtv-indicatorenbrief.

    Uit deze brief en de nadere aan de Tweede Kamer toegezonden nota's blijkt dat de staatssecretaris steeds een onderscheid heeft gemaakt tussen enerzijds individuele gronden voor asielverlening, als thans neergelegd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c van de Vw 2000, voor de invulling waarvan de internationale verplichtingen, als neergelegd in het Vluchtelingenverdrag en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, richtinggevend zijn en anderzijds de uitsluitend aan het nationale recht ontleende grond, als thans neergelegd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw 2000, waarop een verblijfsvergunning, los van de individuele situatie waarin een asielzoeker zich bevindt, wordt verleend wegens de algemene situatie in het land van herkomst.

    2.2.2. De tekst van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw 2000 stelt buiten twijfel dat de vraag of een asielzoeker op die grond voor toelating in aanmerking komt, moet worden beantwoord aan de hand van een beoordeling van de algemene situatie in het land van herkomst. Terzake daarvan komt de staatssecretaris een ruime beoordelingsmarge toe, waarvan de aanwending de toetsing in rechte slechts dan niet kan doorstaan, indien de staatssecretaris bij afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen en gegeven de feitelijke grondslag ervan, niet in redelijkheid tot een bepaalde beoordeling heeft kunnen komen.

    2.2.3. Voorts heeft de staatssecretaris zich steeds op het standpunt gesteld dat, indien in het land van herkomst sprake is van ernstig en willekeurig menselijk geweld, betekenis toekomt aan de mate van geografische spreiding van dat geweld en dat derhalve bij de weging van die factor ten volle rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van een binnenlands beschermingsalternatief (zie voormelde vvtv-indicatorenbrief...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT