Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Groningen, 29 de Enero de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Enero de 2002
Uitgevende instantie:Groningen

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Groningen

Vreemdelingenkamer

Meervoudige kamer

regnr.: Awb 01/10037 OVERIO C

UITSPRAAK

inzake: A,

geboren op [...] 1977,

van Somalische nationaliteit,

IND dossiernummer 9803.09.8117,

eiser,

gemachtigde: mr. J. Hofstede, advocaat te Almelo;

tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

(Immigratie- en Naturalisatiedienst),

te 's-Gravenhage,

verweerder,

vertegenwoordigd door mr. A.J.P.M. Vos, ambtenaar ten departemente.

1 PROCESVERLOOP

1.1 Bij beschikking van 1 november 2000 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlenging van de geldigheidsduur van de aan hem verleende voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) niet ingewilligd.

1.2 Eiser heeft daartegen bij brief van 29 november 2000 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 2 februari 2001 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

1.3 Bij beroepschrift van 5 februari 2001 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.

1.4 De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 juni 2001 met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) (kennelijk) ongegrond verklaard.

1.5 Eiser heeft op 8 augustus 2001 tegen deze uitspraak verzet gedaan. Bij uitspraak van 13 september 2001 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard en bepaald dat het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich voor de uitspraak van 28 juni 2001 bevond.

1.6 De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 23 januari 2002. Eiser isis daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2 OVERWEGINGEN

2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingbeschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kankan doorstaan. Behoudens eventuele toepassing van artikel 83 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) zal deze toets plaatsvinden aan de hand van het ten tijde van de bestreden beschikking geldende recht.

2.2 Verweerder heeft eisers aanvraag tot verlenging van de aan hem verleende vvtv afgewezen onder verwijzing naar zijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 3 april 2000, waarin op grond van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 16 februari 2000 is geconcludeerd dat bepaalde categorieÎn Somalische asielzoekers, waartoe eiser behoort, niet langer in aanmerking komen voor verlening of verlenging van een vvtv, nu zij geacht worden een verblijfsalternatief te hebben in het relatief veilige deel van SomaliÎ (Somaliland, Puntland en de centraal gelegen provincies Hiiran en Galgadud).

2.3 In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder -in aanvulling op het voorgaande- aangegeven dat blijkens het eerdergenoemde ambtsbericht van 16 februari 2000 door de toenemende effectiviteit van de regionale besturen in het handhaven van de veiligheid in het relatief veilige deel van SomaliÎ, de noodzaak tot bescherming door de eigen clan(familie) is verminderd. Veel minderheidsgroepen zijn naar dit deel van SomaliÎ getrokken, onder andere Reer Hamar en Reer Brawa naar Puntland. Verweerder heeft voorts gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle, van 19 april 2001 (Awb 00/6191), waarin is overwogen dat verweerder op grond van het ambtsbericht van 16 februari 2000 heeft kunnen oordelen dat de veiligheid van leden van de Reer Hamar bij terugkeer naar, dan wel verblijf in, het relatief veilige deel van SomaliÎ in zijn algemeenheid voldoende gewaarborgd is. De hiervoor geschetste veiligheidssituatie in het relatief veilige deel van SomaliÎ heeft zich blijkens het meest recente ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 juni 2001 verder verbeterd. Grote groepen ontheemden hebben zich, ongeacht tot welke clan of minderheidsgroep zij behoren, gevestigd in het relatief veilige deel van SomaliÎ. Er zijn in geheel SomaliÎ geen aanwijzingen dat vervolging enkel op grond van het behoren tot een bepaalde clan of minderheidsgroep voorkomt. De aanwezigheid van de eigen clan of minderheidsgroep is voor veilig verblijf in het relatief veilige deel van SomaliÎ geen voorwaarde, nu de mate van veiligheid niet hiervan afhankelijk is, maar van de kracht van de lokale en regionale besturen. De veiligheid van minderheden is in het relatief veilige deel van SomaliÎ in het algemeen niet in gevaar. Wel is de sociaal-economische situatie van minderheden vaak precair en worden zij gediscrimineerd, onder andere op het vlak van werk en toegang tot voorzieningen. Zij slagen er evenwel in het algemeen in om in hun levensonderhoud te voorzien door flexibel in te spelen op de arbeidsmarkt. Van een categoriaal risico voor lijf en leden ten gevolge van een humanitaire noodsituatie, naar plaatselijke maatstaven gemeten, is dan ook geen sprake. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 november 2001 (nr. 200104464/1), waarin de Afdeling heeft overwogen dat verweerder in beginsel uit mag gaan van de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid ervan, en op die van 14 januari 2002 (nr. 200105382/1), waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat terugkeer naar, of verblijf in, het noorden van SomaliÎ niet van bijzondere hardheid is. De informatie van Amnesty International die is neergelegd in de brieven van 13 juli 2001 en 3 oktober 2001 werpt naar de mening van verweerder geen ander licht op de zaak, waarbij verweerder nog heeft gewezen op de telefoonnotitie van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 september 2001 over de veiligheidssituatie in Puntland.

2.4 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij nog altijd in aanmerking komt voor een vvtv. Eiser behoort tot de bevolkingsgroep der Reer Hamar, ÈÈn van de minderheidsgroeperingen in SomaliÎ die, juist...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT