Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 9 de Abril de 2002

Datum uitspraak 9 de Abril de 2002
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

9 april 2002

Strafkamer

nr. 00443/01 E

AG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 16 oktober 2000, nummer 21/001321-99, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zutphen van 11 januari 1999, voorzover aan 's Hof oordeel onderworpen, - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 2 subsidiair "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan" strafbaar verklaard, doch bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

    1.2. Het verkorte arrest en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte.

    Namens deze heeft mr. A.C. Huisman, advocaat te Zwolle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van het tweede middel

    3.1. Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen 's Hofs verwerping van het verweer dat het bedrijf van verdachte geen herstelinrichting voor motorvoertuigen was.

    3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

    hij op 18 februari 1997 in de gemeente [plaats C] als degene die een herstelinrichting voor motorvoertuigen, gelegen aan of nabij de [b-straat] dreef, opzettelijk niet heeft voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij het Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer behorende bijlage I, immers werden afvalstoffen niet op gezette tijden uit de inrichting afgevoerd (voorschrift 5.3), aangezien op voornoemde datum - in totaal - 40.000 50.000, in ieder geval een aantal tienduizenden oude en/of verweerde motorbanden op de bodem opgeslagen lagen.

    3.3. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota, overeenkomstig welke de raadsman het woord heeft gevoerd, houdt onder meer het volgende in:

    Feit II de bandenopslag; subsidiair

    (...) Exploiteerde [verdachte] een herstelinrichting?

    (...) In de zaak van [verdachte] werden geen motorvoertuigen hersteld, onderhouden of verkocht. [Verdachte] verkocht banden, niet meer en niet minder. Geen herstelinrichting dus.

    Het is in dat kader goed om eens wat cijfers te noemen. [Verdachte] verkocht per jaar ongeveer 10.000 motorbanden. Van die 10.000 werden er ongeveer 1.000 verkocht in de zaak zelf, de resterende 9.000 werden via de post besteld en verstuurd en waren door de handel bestelde partijen banden. Van de 1.000 banden die in de zaak zelf werden verkocht, werden er zo'n 500 banden los verkocht. De andere 500 werden door [verdachte] gemonteerd. Van die 500 werden er zeker 100 150 gemonteerd op losse wielen. Klanten kwamen dan met de auto en namen de wielen van de motor mee in de kofferbak. Kortom van de 10.000 banden die [verdachte] jaarlijks verkocht werden er zo'n 400 in de zaak gemonteerd op motorfietsen. Vier procent. (...) Zelfs indien een band vervangen toch onder het begrip herstellen kan worden gebracht, mag niet worden aangenomen dat [verdachte] een herstelinrichting in stand hield. Hij hield zich namelijk niet in hoofdzaak bezig met het vervangen. De losse verkoop, 95% van de totale verkopen, dat was de hoofdactiviteit. Een ander bewijs daarvan is dat het vervangen van een bandje gratis gebeurde. Het geld werd dus verdiend, c.q. in hoofdzaak, met de losse bandenverkoop. Van een herstelinrichting is dan geen sprake.

    3.4. De bestreden uitspraak houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in als samenvatting en verwerping van het in het middel bedoelde verweer:

    "Namens verdachte is aangevoerd - kort samengevat - dat verdachte geen herstelinrichting exploiteerde (...).

    Het hof overweegt hieromtrent het volgende:

    Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte zijn bedrijf zelf aanmerkt als een herstelinrichting voor motorvoertuigen; hij heeft ook een melding van die strekking gedaan als bedoeld in het Besluit Herstelinrichtingen voor Motorvoertuigen. Ter zitting van het hof heeft hij bovendien verklaard dat er herstelwerkzaamheden plaatsvonden."

    3.5. Onder een herstelinrichting voor motorvoertuigen dient, voorzover te dezen van belang, volgens art. 1, eerste lid aanhef en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT