Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 12 de Abril de 2002

Datum uitspraak12 de Abril de 2002
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 36.057

12 april 2002

JV

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van FinanciÎn tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 januari 2000, nr. 96/02644, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.

  1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

    Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 11.700, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

    Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

    Het Hof heeft de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    De Staatssecretaris van FinanciÎn heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

    De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 15 maart 2001 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1 Voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan, wordt verwezen naar hetgeen in de uitspraak van het Hof onder 2.1 en 2.2 is vermeld.

    3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de besparing van belasting die belanghebbende heeft gerealiseerd doordat het belastbare feit van artikel 2, lid 2, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (tekst van 31 maart 1995, 18.00 uur, tot 12 november 1999, 18.00 uur; hierna: de Wet) zich niet heeft voorgedaan, niet leidt tot strijd met doel en strekking van de Wet, nu de wetgever, blijkens de wetsgeschiedenis met betrekking tot de totstandkoming van de genoemde bepaling uitdrukkelijk niet als belastbaar feit in de zin van de overdrachtsbelasting heeft willen aanmerken de overeenkomst waarbij niet enig risico van tenietgaan van de onroerende zaak op de koper overgaat.

    Het middel, dat zich tegen dit oordeel richt, faalt, aangezien dit oordeel juist is.

  4. Proceskosten

    De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummer 36056, 36058 en 36059 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verklaart het beroep ongegrond, en

    veroordeelt de Staatssecretaris van FinanciÎn in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een vierde van € 966, derhalve € 241,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2002.

    Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van FinanciÎn ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 327.

    Nr. 36.057

    mr Wattel

    Derde Kamer B

    Overdrachtsbelasting 1996

    15 maart 2001

    Conclusie inzake:

    de Staatssecretaris van FinanciÎn

    tegen

    X

    Edelhoogachtbaar College,

    1 Feiten en geschil

    1.1 Het geschil betreft de vraag of sprake is van door de rechter te corrigeren handelen in fraudem legis indien een belastingplichtige gebruik maakt van een door de wetgever zelf als mogelijk gebrekkig aangemerkte definitie van economische eigendomsoverdracht in een wetsbepaling die de wetgever juist invoerde om oneigenlijk gebruik van economische eigendomsoverdracht (ontwijking van overdrachtsbelasting) te stoppen.

    1.2 Volgens een notariÎle akte van 29 december 1995 (hierna: de akte) heeft A (hierna: de verkoper) onder het voorbehoud van de rechten van gebruik en bewoning ten behoeve van hem en zijn echtgenote een woning met erf en tuin in "economische eigendom" overgedragen aan zijn zoon (de belanghebbende) die onder dit voorbehoud in "economische eigendom" heeft aanvaard, een en ander tot uitvoering van een mondelinge overeenkomst van verkoop en koop van 22 maart 1995 van die - de verkoper tot hoofdverblijf dienende - woning met erf en tuin.

    1.3 De akte houdt onder meer in:

    BEPALINGEN ECONOMISCHE EIGENDOMSOVERDRACHT

    De economische eigendomsoverdracht is geschied onder de volgende bepalingen:

    1. Onder voorbehoud van gemelde persoonlijke levenslange rechten van gebruik en bewoning van het verkochte ten behoeve van de verkoper, gaat de economische eigendom van het verkochte op heden over op de koper, zodat vanaf heden het belang bij het verkochte bij koper berust. Het risico van het verkochte blijft evenwel rusten bij verkoper. Koper verleent verkoper volledige vrijwaring voor verplichtingen die na heden terzake van het verkochte jegens derden ontstaan buiten eigen toedoen van verkoper, zoals de lasten, belastingen en de eigenaarsaansprakelijkheid.

    2. Het verkochte wordt in economische zin aan koper overgedragen in de staat waarin het zich vandaag bevindt, met alle daaraan verbonden erfdienstbaarheden, onder gehoudenheid van koper tot nakoming van alle verplichtingen die verkoper koper moet opleggen.

    3. Koper aanvaardt het verkochte vandaag als volgt: het verkochte als gemeld belast met de persoonlijke rechten van gebruik en bewoning ten behoeve van A en zijn echtgenote, en wel gedurende het leven van beiden en bij opvolging ten behoeve van de langstlevende.

    4.a. De juridische levering van het verkochte, ter bepaling door koper in zijn geheel of in gedeelten, zal plaatsvinden op eerste verzoek van koper op een door koper te bepalen tijdstip, onder door koper, mits met inachtneming van het bij deze akte overeengekomene, vast te stellen bepalingen.

    Zo A, zijn echtgenote of de langstlevende van hen nog genotsgerechtigde(n) zijn/is van gemelde rechten van gebruik en bewoning, zullen bij een juridische eigendomsoverdracht ten behoeve van verkoper worden voorbehouden de levenslange zakelijke rechten van gebruik en bewoning van het verkochte, eveneens met inachtneming van het in deze akte bepaalde.

    b. De juridische levering zal geschieden met inachtneming van het vorenstaande in volle en onvoorwaardelijke eigendom, vrij van hypotheken en beslagen ten laste van A.

    c. De afzonderlijk op te maken notariÎle akte van levering zal worden verleden voor een door de koper aan te wijzen notaris, diens plaatsvervanger of opvolger.

    d. Koper is bevoegd vanaf heden met betrekking tot het beheer van - en de beschikking over - het verkochte alle besluiten te nemen en op eigen naam en voor eigen rekening met betrekking daartoe alle rechtshandelingen te verrichten, evenwel met inachtneming van de voorbehouden rechten van gebruik en van bewoning ten behoeve van verkoper.

    Indien en voorzover met betrekking tot deze besluiten of rechtshandelingen enig handelen van verkoper als juridisch eigenaar noodzakelijk, dan wel naar het redelijk oordeel van koper gewenst is, zal verkoper op eerste verzoek van koper die handelingen verrichten. Verkoper zal zich ervan onthouden met betrekking tot het verkochte enige rechtshandeling te verrichten, behoudens indien schriftelijke toestemming van koper is verkregen, danwel naar redelijk oordeel het waarnemen der zaken van koper zulks vergt.

    VOLMACHT

    a. Als onverbrekelijk onderdeel van deze overeenkomst geeft verkoper bij deze aan koper onherroepelijk volmacht (...) om de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT