Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, Alkmaar, 23 de Agosto de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Agosto de 2002
Uitgevende instantie:Alkmaar

Rechtbank te 's-Gravenhage

nevenzittingsplaats Alkmaar

enkelvoudige kamer

tevens voorzieningenrechter

Uitspraak

artikel 8:70 en 8:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

j artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

reg. nr.: AWB 00/68438 VRWET en 00/62880

inzake: A, geboren op [...] 1969, van Indiase nationaliteit, wonende te B, eiser,

gemachtigde: mr. R.C. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam,

tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. W.B. Klaus, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie.

  1. PROCESVERLOOP

    1. Op 29 november 1999 heeft eiser bij de korpschef van de regiopolitie Kennemerland een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot verblijf op grond van de tijdelijke regeling witte illegalen, zoals neergelegd in TBV 1999/23 (TWIR). Bij

      besluit van 18 juli 2000, verzonden op diezelfde datum, heeft verweerder deze aanvraag niet ingewilligd. Bij bezwaarschrift van 25 juli 2000 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De gronden van het bezwaar zijn ingediend bij brief van 15

      augustus 2000 en aangevuld bij brief van 4 oktober 2000. Op 11 september 2000 heeft eiser een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Het bezwaar is bij besluit van 16 oktober 2000, verzonden op diezelfde datum, ongegrond

      verklaard.

    2. Bij beroepschrift van 20 oktober 2000 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van diezelfde datum heeft eiser het petitum van het door hem ingediende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening

      gewijzigd.

      De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 29 mei 2002 en aangevuld bij brief van 7 juni 2002. Op 14 mei 2002 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 5 juni 2002 heeft

      verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Eiser heeft zijn standpunt nog nader onderbouwd bij brief van 28 juni 2002.

    3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2002 te Alkmaar. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.

  2. FEITEN

    1. In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.

    1. Op 1 januari 1989 is eiser Nederland binnengekomen. Op diezelfde datum is aan eiser een sofi-nummer toegekend.

    2. Blijkens een uittreksel van 10 april 1996 is eiser op 24 september 1990 ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Amsterdam. Blijkens een uittreksel van 25 november 1999 is eiser vanaf 5 augustus 1998 ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Haarlem.

    3. Op 13 mei 1994 is eiser in vreemdelingenbewaring gesteld, welke bewaring bij uitspraak van 13 september 1994 van deze rechtbank, zitting houdende te 's-Hertogenbosch, met ingang van 14 september 1994 is opgeheven.

  3. STANDPUNTEN PARTIJEN

    1. Verweerder stelt zich blijkens het bestreden besluit op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf. Eiser kan geen geslaagd beroep doen op het beleid inzake de TWIR. Eiser heeft niet met bewijsstukken uit objectieve en verifieerbare bron aangetoond dat hij van 11 april 1996 tot 5 augustus 1998 woonplaats heeft gehad in Nederland. Mitsdien voldoet hij niet aan de in de TWIR gestelde voorwaarde, inhoudende dat de betrokkene dient aan te tonen dat hij vanaf 1 januari 1992 ononderbroken woonplaats in Nederland heeft gehad.

    2. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte een vergunning tot verblijf heeft geweigerd. Hij stelt zich op het standpunt dat hij sedert 1 oktober 1994 tot 25 september 1999 in loondienst is geweest van v.o.f. C te Haarlem (hierna te noemen: C) en aldaar heeft gewerkt zonder dat hij vakantiedagen heeft genoten. In dat verband heeft hij gedurende die periode ononderbroken verblijf gehad in Nederland. Ter ondersteuning van deze stelling heeft hij

      verklaringen overgelegd van een negental getuigen. Tevens heeft hij afschriften overgelegd van een aan C gerichte sommatiebrief d.d. 3 november 1999 waarin eiser jegens C aanspraak maakt op achterstallig loon...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT